Uitspraak
[appellant],
[geïntimeerde],
1.Het verdere verloop van het geding in hoger beroep
2.De vaststaande feiten
“De vrijstaande woning met schuren, erf, tuin en ondergrond(…) te (…)[A] FR(…)[a-straat](…)7”(hierna ook te noemen: de woning) aan [appellant] verkocht.
“VRAGENLIJST VOOR DE VERKOOP VAN EEN WONING”(productie 1 bij inleidende dagvaarding) de vraag
“Is er een verbouwing uitgevoerd of iets aan-of bijgebouwd waarvoor formeel toestemming nodig was van de gemeente ?”met
“Nee”beantwoord.
“zowel de bouwkundige handelingen als het gewijzigde gebruik”vergunningplichtig zijn en is mondeling een bouwstop opgelegd.
“Geconstateerd is dat een tweetal oude gevels en het platdak zijn vervangen. Verder is de indeling intern gewijzigd en is een opdeling gemaakt in ruimten en daarmee een wijziging in gebruik. Vast staat dat (…) een bouwvergunning is vereist. Voor deze bouwactiviteiten is geen bouwaanvraag ingediend, van een bouwvergunning is dan ook geen sprake.
“Besluit last onder dwangsom”van 8 juli 2010 (productie 6 bij inleidende dagvaarding) heeft de gemeente [appellant] onder meer te kennen gegeven dat:
“De werkzaamheden die u hebt gerealiseerd (…) betreffen veeleer het vernieuwen en zelfs uitbreiden van de schuur. Gelet op de omvang van de werkzaamheden, zijn deze niet onder gewoon onderhoud te scharen. Omdat er geen sprake is van gewoon onderhoud, zijn de bouwactiviteiten vergunningsplichtig. U heeft geen vergunning (…). De schuur is derhalve een illegaal bouwwerk.”, dat:
“Omdat er in het verleden een andere bestemming (bedrijfswoning) op uw perceel lag, was destijds meer m2 aan bouwwerken mogelijk. (…) Nu op uw perceel een woonbestemming ligt is er nog 220 m2 aan gebouwen (…) toegestaan (…) De verleende en legale m2 die meer aanwezig zijn op het perceel vallen onder het overgangsrecht zolang de legale bouwwerken in de huidige vorm blijven staan. Wanneer bouwwerken zodanig worden vernieuwd dat er sprake is van een nieuw bouwwerk, wordt dat bouwwerk gezien als nieuw vergunningsplichtig bouwwerk en zodanig getoetst aan het huidige bestemmingsplan. Een vergunning kan in uw geval niet verleend worden omdat het bouwwerk het maximaal aantal m2 overschrijdt die het bestemmingsplan toelaat.”en dat:
“legalisering van de schuur niet mogelijk”is
“omdat er geen vergunning verleend kan worden gezien de overschrijding van de maximaal toegestaan aantal m2 genoemd in (…) Bestemmingsplan Buitengebied (…) 2009. Ook een binnenplanse ontheffing is (…) niet mogelijk, omdat u niet voldoet aan alle voorwaarden (…). Een buitenplanse ontheffing zullen wij niet verlenen omdat ons vigerende bestemmingsplan "Buitengebied 2006" onlangs is herzien. (…) Het alsnog toestaan van meer m2 zou ons jongste planologisch beleid, danig frustreren. (…) Uit oogpunt van een goede handhaving van deze (…) planologische regelgeving is uitbreiding van 220 m2 ongewenst.”. Verder is [appellant] bij gemeld besluit een last onder dwangsom opgelegd, inhoudende dat [appellant] de door hem
“gebouwde schuur (…) dient te (laten) verwijderen en verwijderd te houden”op straffe van een dwangsom van € 20.000,00.
“Vast staat en niet langer in geschil is dat [appellant] zodanig ingrijpende bouwwerkzaamheden aan de schuur heeft verricht, dat sprake is van vervanging van de vorige schuur, zonder de daarvoor benodigde bouwvergunning, zodat het college bevoegd is tot handhavend optreden.”en is de uitspraak van de rechtbank bevestigd.
3.Het geschil en de beslissing in eerste aanleg
Primairheeft [appellant] zich beroepen op schending van een door [geïntimeerde] gegeven garantie dat bebouwing op legale wijze heeft plaatsgevonden.
Subsidiairheeft [appellant] gesteld dat sprake is van een rechtsgebrek als bedoeld in artikel 7:15 BW.
Meer subsidiairheeft [appellant] zich beroepen op non-conformiteit van het geleverde wegens het ontbreken van een bouwvergunning ten aanzien van de schuur. Volgens [appellant] is sprake van een toerekenbare tekortkoming in de nakoming van de koopovereenkomst zijdens [geïntimeerde] en is [geïntimeerde] aansprakelijk voor de door [appellant] als gevolg van het illegaal gebouwd zijn van de schuur geleden schade.
4.De motivering van de beslissing in hoger beroep
grief Iklaagt [appellant] dat de rechtbank, met de overweging dat niet uit de stukken zou blijken dat ooit zonder een vereiste vergunning of in strijd met de geldende voorschriften zou zijn gebouwd, buiten de grenzen van de rechtsstrijd is getreden. Met
grief IIklaagt hij dat de rechtbank ten onrechte uit het feit dat niet is aangetoond dat er ooit is gebouwd zonder (benodigde) formele toestemming heeft geconcludeerd dat niet zou zijn gebouwd zonder de benodigde formele toestemming. Met
grief IIIklaagt [appellant] dat de rechtbank ten onrechte waarde toekent aan de, volgens [appellant] irrelevante, constatering dat de legaliteit van de schuur - zo begrijpt het hof - nooit onderwerp van discussie is geweest tussen partijen voordat door [appellant] een aanvang is gemaakt met de werkzaamheden aan de schuur. Met
grief IVklaagt hij - onder meer onder verwijzing naar artikel 149 lid 1 Rv en onder vermelding dat het weigeren van een vergunning voor werkzaamheden door hem aangevangen geen enkel bewijs oplevert dat destijds al dan niet vergund zou zijn gebouwd - dat de rechtbank zijn vorderingen ten onrechte heeft afgewezen. Met
grief V(abusievelijk genummerd IV) klaagt [appellant] dat hij in het bestreden vonnis in de proceskosten is veroordeeld.
primairaan zijn vorderingen ten grondslag is gelegd - het ongeclausuleerde ontkennende schriftelijke antwoord van [geïntimeerde] op de vraag
“Is er een verbouwing uitgevoerd of iets aan-of bijgebouwd waarvoor formeel toestemming nodig was van de gemeente ?”moet worden beschouwd als garantie dat al het bebouwde behorende tot de woning op legale wijze heeft plaatsgevonden.
“omdat ze dachten, dat als er nog wat staat, kan het altijd nog een keer gebruikt worden”,volgt dat [geïntimeerde] op de hoogte was van de gestelde illegale bebouwing, maar het hof volgt [appellant] niet in dit betoog. Uit deze mededeling van de makelaar valt naar het oordeel van het hof veeleer af te leiden dat [geïntimeerde] ervan uitging dat bedoelde bebouwing voor zover nodig met formele toestemming van de gemeente gebouwd was en de schuur juist om die reden niet is afgebroken.
subsidiairdoor [appellant] aan zijn vorderingen ten grondslag gelegde beroep op artikel 7:15 BW.
meer subsidiairaan zijn vorderingen ten grondslag is gelegd - sprake is van non-conformiteit van het geleverde wegens het ontbreken van een bouwvergunning ten aanzien van de schuur.