Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
in eerste aanleg: gedaagde,
in eerste aanleg: eiseres,
1.Het geding in eerste aanleg
11 november 2016, dat de kantonrechter van de rechtbank Gelderland, zittingsplaats Nijmegen, heeft gewezen.
2.Het geding in hoger beroep
- een antwoordakte van Dexia.
3.De vaststaande feiten
3 november 2006 heeft de overeenkomst in een batig saldo van € 1.839,30 geresulteerd.
4.Het geschil en de beslissing in eerste aanleg
5.De motivering van de beslissing in hoger beroep
13 maart 2000 bekend raakte met de overeenkomst. De verjaringstermijn vangt immers pas aan nadat het de echtgenoot ter kennis is gekomen dat de overeenkomst werd gesloten en wordt binnen drie jaren gestuit als gevolg van de collectieve actie.
22 september 1998 daadwerkelijk bekend moet zijn geraakt met de overeenkomst, zodat de rechtsvordering tot vernietiging van de overeenkomst al omstreeks 22 september 2001 zou zijn verjaard. Dexia heeft voorts – ten onrechte zoals hiervoor is overwogen – tot uitgangspunt genomen dat het primair aan [appellant] is om concreet met stukken onderbouwd aan te geven waarom in zijn specifieke geval zijn echtgenote pas later dan drie jaar na het sluiten van de overeenkomst bekend raakte met het bestaan daarvan.
“In een geval als dit, waarin de collectieve actie heeft geleid tot een WCAM-overeenkomst, heeft het uitbrengen van een ‘opt-out’-verklaring als bedoeld in art. 7:908 lid 2 BW niet tot gevolg dat de belanghebbende zich niet meer op de stuitende werking van die actie kan beroepen. De collectieve actie was immers mede ten behoeve van deze belanghebbende ingesteld en deze kan pas na het tot stand komen van een schikking beoordelen of hij daaraan gebonden wenst te zijn. Daarmee strookt niet om aan degenen die zich uiteindelijk niet aan de collectieve schikking willen binden achteraf de stuitende werking van de collectieve actie te ontzeggen.”Dat brengt mee dat ook de getroffen schikking zelf, ook al hebben de belangenverenigingen daarin afstand gedaan van rechten, niet tot gevolg kan hebben dat een belanghebbende zich niet meer kan beroepen op de stuitende werking van de collectieve actie. Juist de omstandigheid dat de belanghebbende de onderhandelingen mag afwachten, brengt mee dat hij de mogelijkheid moet hebben om ook nog nadien zijn belangen veilig te stellen. Zou de opvatting van Dexia juist zijn, dan zou dat immers betekenen dat iedere belanghebbende toch tijdig zelf de verjaring zou moeten stuiten, omdat hij niet van te voren kan weten of hij gebonden wenst te zijn aan het uiteindelijk te behalen onderhandelingsresultaat en de in dat kader door de belangenverenigingen aanvaarde compromissen en prijsgegeven rechten. Dit is het tegenovergestelde van hetgeen de Hoge Raad heeft beslist, en kan daarom niet voor juist worden gehouden (ECLI:NL:GHARL:2016:3085 en 5730).
6.De slotsom
- explootkosten € 97,31