Op basis van een uitvoerige, daaraan voorafgaande onderbouwing, heeft [appellant] in zijn inleidende dagvaarding aangevoerd:
“De onjuiste en bedrieglijke informatie laat zich als volgt samenvatten.
164.1 De concentratie fijnstof zou nauwelijks door lokale factoren en gemeentelijk beleid te beïnvloeden zijn (punt 66). Dat is niet waar want langs stadswegen kan de antropogene (door de mens geproduceerde) fijnstof oplopen tot 45% van de totale concentratie, vooral door het lokale autoverkeer (punt 67).
164.2 "Het nemen van maatregelen ter vermindering van de concentraties fijn stof (PMIO) valt onder de rijksoverheid" (punt 66). Dat is niet waar, want "Het enkele feit dat de gemeente waarschijnlijk niet in staat zal zijn met de door haar genomen maatregelen de concentraties PM10 beneden de toepasselijke grenswaarden voor de jaargemiddelde concentratie te verlagen, ontslaat haar niet van de verplichting om datgene te doen wat redelijkerwijs mogelijk is om door middel van maatregelen het aandeel van de zwevende deeltjes met een lokale oorsprong zoveel mogelijk te verminderen", aldus LJN: AZ3118 (punt 68).
164.3 "De oorzaak van de overschrijding(en) met betrekking tot PMIO is in alle gevallen de hoge achtergrondconcentratie en m mindere mate het verkeer" (punt 66). Dat is niet waar, voor zover de grenswaarde in 2003 werd overschreden kwam dat ook volgens de berekeningen van de gemeente uitsluitend door het verkeer. Hetzelfde geldt voor de overschrijding van de 35-dagennorm in de jaren 2005 en daarna (punt 67).
164.4 "De fijn stof concentratie is voornamelijk afkomstig van bodemstof en vanuit het buitenland. Dit maakt het op lokaal niveau lastig om de fijnstofconcentraties significant te verlagen" (punt 66). Nederlandse export van fijnstof zou volgens Fijnstof nader bekeken (2005) echter drie maal zo groot zijn als import. Omdat de overschrijding van de fijnstofnorm vrijwel uitsluitend door het verkeer komt is het dus heel goed mogelijk de fijnstofconcentraties op lokaal niveau significant te verlagen (punt 67).
164.5 In 2010 zou aan de grenswaarde voor NO2 worden voldaan, zonder extra maatregelen te hoeven nemen en zonder bijstelling plannen. Aldus de gemeente in 2005, 2006 en 2007 (punt 71 e.v.). Zoals uit het ontwerp-ALU 2006-2010 (februari 2006) en het ALU 2006-2012 (september 2006) blijkt wist de gemeente dat dat beslist niet waar was (punt 71-75).
164.6 De verslechtering van de luchtkwaliteit als gevolg van de realisering van de stationsplannen zou gecompenseerd kunnen worden door de maatregelen "milieuzonering" en "verschoning van de bussen" (punt 77). De gemeente wist dat dat niet waar kon zijn. (a) Er werd immers gekozen voor de kleine milieuzone terwijl de berekeningen voor de Luchtrapportage Stationsgebied waren uitgevoerd voor de grote milieuzone. (punt 79) (b) In Afweging omvang milieuzone (2007) werd slechts een marginaal effect berekend op de rand van centrumzone (punt 85). (c) De bij de berekening gebruikte emissiereducties waren buitensporig (punt 86, 87) en werden bovendien ook gebruikt voor stadswegen waar van enig "uitstralingseffect" geen sprake kon zijn (punt 88,89). (d) Bekend was dat nieuwe 144 bussen aanzienlijk meer NO2 uitstoten dan waarmee gerekend werd (punten 80, 92).
164.7 Het aantal wegvakken met fijnstofnormoverschrijding zou door realisering van stationsplannen in 2010 ('toekomst') lager zijn dan in de autonome situatie, ook zonder maatregelen (afbeelding bij punt 77). De gemeente wist dat dat niet waar kon zijn: het effect van de stationsplannen was aanzienlijk meer verkeer en meer verkeer leidt tot meer fijnstof (punten 77,
103).
164.8 Milieuzonering en verschoning bussen zouden volgens Luchtrapportage Stationsgebied (2006) beschouwd mogen worden als maatregelen samenhangend met stationsplannen. De gemeente wist dat dat in strijd was met het Besluit luchtkwaliteit 2005, artikel 5 lid c: gewaarborgde gelijktijdige uitvoering. Verschoning van de bussen was, althans wat NO2 betreft (en is nog steeds niet) gegarandeerd (punt 80). Bij de berekening werd van de grote milieuzone uitgegaan die niet gegarandeerd was, het werd de kleine (punt 79).
164.9 Dankzij eerder genomen maatregelen, waaronder de maatregelen van het ALU 2006, zou al een verbetering van de luchtkwaliteit hebben plaatsgevonden en zou het steeds beter gaan met de luchtkwaliteit. Aldus het ontwerp-ALU2008 (punt 82 en tabel 2 punt 111). De gemeente wist dat dat niet waar was. Het RIVM rapporteerde immers over 2003-2006 dat er geen significante verbetering op straatniveaus plaats had gevonden (punt 82,111).
164.10 Milieuzonering. Zou een maatregel zijn met een groot effect. "De invoering van de huidige milieuzone heeft een snellere verbinding van het vrachtverkeer tot gevolg dan op basis van landelijke trends zou worden verwacht", aldus het ontwerp-ALU2008 (punt 85). De gemeente wist dat dat niet waar was. (a) Toen het ontwerp-ALU 2008 werd vastgesteld (15 januari 2008) was de milieuzone nog maar 6,5 maanden oud. (b) Tot maart 2008 werden alleen vrachtwagens klasse Euro 1 en ouder geweerd (1% van alle vrachtwagens), (c) Er werd niet gehandhaafd, (d) Men kon voor 25 euro een ontheffing krijgen, (e) Volgens Afweging omvang milieuzone zou het effect van de kleine milieuzone marginaal zijn (punt 85,86-91).
164.11 Invoering van schonere bussen. Zou een zeer belangrijke maatregel zijn met een groot effect (punten 80, 92). Ook toen het ontwerp-ALU 2008 werd vastgesteld wist de gemeente dat dat niet hard gemaakt kon worden. Over de 144 bussen tot de aankoop waarvan in het voorjaar 2008 werd besloten rapporteerde TNO in november 2007 dat die een veel hogere N02-uitstoot hadden als waar de gemeente mee rekende (punt 80, 92).
164.12 Verplaatsing van de touringcarterminal. Zou een luchtkwaliteitsmaatregel zijn en nog wel met een dubbel effect. De gemeente wist dat dat niet waar was. (a) In 2005 was al besloten tot de verplaatsing om plaats te maken voor de streekbussen, (b) In plaats van door 160 touringcars per week wordt de lucht op het Jaarbeursplein nu vervuild door 2051 bussen per week (punt 93).
164.13 Er zou een Westpleintunnel komen. "Een cruciaal element in de planprocedures voor het Stationsgebied". Het bouwrijp maken zou in 2008 starten. De Westpleintunnel en de (bestaande) Daalsetunnel zouden gefilterd worden. Een zeer belangrijke maatregel.. De gemeente wist dat bouwrijp maken niet in 2008 zou starten, omdat er nog niet eens een begin met de tijdrovende planprocedure was gemaakt. Voor het filteren van één of beide tunnels zijn nooit concrete plannen gemaakt (punt 94).
64.14: Het parkeerbeleid zou aangescherpt worden. Een belangrijke maatregel om het autoverkeer terug te dringen (punt 95). De gemeente wist dat dat niet waar was. Parkeervoorzieningen in het stationsgebied zouden juist belangrijk worden uitgebreid. Volgens het structuurplan Stationsgebied zouden er 6500 parkeerplaatsen bij komen. De tarieven van parkeervoorzieningen (goed voor 9662 parkeerplaatsen) zouden niet worden verhoogd. Van aanscherping was per saldo geen sprake (punt 96-97).
164.15 Selectief bevorderen van doorstroming (groene golven). Zou een significant tot groot effect hebben. De opsteller van het ontwerp-ALU 2008 wist dat dat niet waar was, want een jaar eerder wees hij erop, dat dat niets oplost "Want dat geeft weer op andere plekken stagnatie van het verkeer" (punt 98).
164.16 Reconstructie Weg der Verenigde Naties-Overste den Oudenlaan (2007), tracé van Zijstweg-Koningin Wilhelminalaan (2e helft 2008), Croeselaan-Graadt van Roggenweg ( 2010) zou een luchtkwaliteitsmaatregel zijn. De gemeente wist dat dat niet waar was, want deze reconstructies maakten deel uit van reeds bestaande plannen en afspraken (met de Jaarbeurs en Hoog Catharijne) om de autobereikbaarheid van het stationsgebied te verbeteren (punt 99-100).
164.17 Vergroting capaciteit Overste den Oudenlaan, aanleg NOUW 1 en NOUW 2 , reconstructie Majellaknoop en 24 Oktoberplein (fly-over) zou slechts "andere verdeling van verkeer en minder stagnatie" tot gevolg hebben. Het ging echter om een aanzienlijk uitbreiding van de capaciteit van wegennet in Utrecht-west met als logisch gevolg een, zoals de gemeente naderhand erkende, verkeersaanzuigende werking (punten 102-104)
164.18 De gemeente wist dat de reconstructie van de Overste den Oudenlaan en de reconstructie van het 24 Oktoberplein (de aanleg van de 4-baans fly-over over het 24 Oktoberplein heen) gepland waren om de groei van het autoverkeer mogelijk te maken en deel uitmaakten van het Aanvullend Investeringsprogramma Autobereikbaarheid Stationsgebied 2003 (punt 103).
164.19 Verkeersintensiteiten gebruikt voor de jaarrapportage 2006 waren voor belangrijke wegvakken substantieel lager dan voor jaarrapportage 2003, terwijl het verkeer landelijk gezien elk jaar met ca. 2% per jaar toenam en Utrecht bovendien een groeiende stad is (realisatie Leidsche Rijn). Aangenomen dat verkeersmodellen beproefd en gemeentelijke verkeersdeskundigen niet ongeschikt zijn voor hun werk, is de enige aannemelijke verklaring dat intensiteiten (fors) omlaag werden gebracht om lagere concentraties fijnstof-en N02 te berekenen (punt 114,115).
164.20 Verkeersintensiteiten gebruikt voor het ontwerp ALU 2008 waren voor belangrijke wegvakken substantieel lager dan voor de gelijktijdig opgestelde Geactualiseerde Luchtrapportage Woonwinkelblok Vredenburg-Noord. Voor het verschil werd geen serieus argument gegeven. Ook hier moet aangenomen dat van aanzienlijk lagere intensiteiten werd uitgegaan om lagere concentraties fijnstof en NO2 te kunnen berekenen (punt 114-119).
164.21 De snelheidstypering gebruikt in de jaarrapportage 2006 gaf voor belangrijke wegvakken een lagere concentratie dan de snelheidstypering gebruikt in jaarrapportage 2003, terwijl er geen enkele reden is om aan te nemen dat het verkeer beter was gaan doorstromen, (punt 120-124).
164.22 Uit niets is gebleken dat snelheidstyperingen werden vastgesteld op basis van metingen, terwijl het zonder tijdsmetingen volstrekt onmogelijk is snelheidstypen (laat staan
stagnatiefactoren) met de vereiste nauwkeurigheid te schatten. Snelheidstypen en
stagnatiefactoren werden dus uit de losse pols vastgesteld, met andere woorden verzonnen (punt 124).
164.23 Percentages zwaar en middelzwaar verkeer werden substantieel verlaagd (tot zes keer minder, zie basiswerkblad D-9.10 voor 2010) met de kennelijke bedoeling een onjuist en geflatteerd beeld te geven van het effect van de milieuzone. Uit niets is gebleken dat de aanpassing van percentages gebaseerd was op tellingen of berekeningen. In sommige gevallen werden ze zelfs ingevoerd in strijd beschikbare telgegevens (punt 125-128).
164.24 Milieuzonereductie op emissies werd ook toegepast op vrachtwagens op wegvakken buiten de milieuzone waar geen of nauwelijks vrachtverkeer was met de (centrum-) milieuzone als herkomst of bestemming en waar dus van een "uitstralingseffect" geen sprake kon zijn (punt 89).
164.25 Het in verband met de invoering van de milieuzone aanpassen van percentages en emissies vrachtverkeer, in de excessieve en niet te rechtvaardigen mate waarin dat plaatsvond, leidde tot zeer geflatteerde concentratie afnames in de berekeningen voor 2010 (punt 86-88).
164.26 Effect van de milieuzone werd zelfs voor het jaar 2006 berekend, door emissies te reduceren, terwijl de milieuzone pas in 2007 werd ingevoerd (punt 89).
164.27 Percentages vrachtverkeer voor dezelfde wegvakken, zoals ingevoerd in diverse berekeningen gaven aanzienlijke en onaannemelijke verschillen te zien en werden dus bedacht in plaats van vastgesteld op basis van tellingen of berekeningen (punt 125-128).
164.28 De afstand van de wegas tot het rekenpunt werd van het begin af aan (2002) vastgesteld in strijd met de regelgeving en veelal veel te groot, waardoor te weinig kilometers weglengte met overschrijding berekend werden Ook na de invoering van het Meet- en rekenvoorschrift bevoegdheden luchtkwaliteit van 3 november 2006 was dat nog het geval (punt 129-139).
164.29 Om de plansituatie gunstig bij de autonome situatie af te laten steken werd voor wegvakken (in de plansituatie) geen toename van stagnatie gerekend waar die als gevolg van de realisering van de fly-over (door verplaatsing van althans een deel van stagnatie naar volgende kruisingen en stoplichten) zeker zou moeten plaatsvinden (punt 143).
164.30 Bij een aantal wegvakken werd in de autonome situatie ten onrechte een stagnatiefactor toegekend met de kennelijke bedoeling die, dankzij de realisering van de fly-over, in de plansituatie te laten verdwijnen, zodat het zou Lijken alsof de doorstroming in de plangebied dankzij de fly-over op veel plaatsen zou verbeteren. De beweerde stagnatie afname werd niet (zoals de CAR-handleiding voorschrijft) verkeerskundig onderbouwd en was onaannemelijk en onlogisch (144-145).
164.31 Om de plansituatie gunstig bij de autonome situatie ;af te laten steken werd een afname van het blootstellingsoverschrijdingsvolume berekend door (bejaarde) bewoners van de tehuizen Wartburg en Voorhoeve aan de Kinglaan niet als blootgestelden mee te rekenen (punt 148).
164.32 Het niet meerekenen van de bejaarde bewoners Kinglaan werd door de deskundige van de gemeente, in strijd met de waarheid, bij de bestuursrechter verdedigd met een verwijzing naar een weloverwogen salderingsmethodiek (punt 146-150).
164.33 Het naast elkaar bestaan van twee luchtkwaliteitsberekeningen voor het jaar 2006 (die van de jaarrapportage en die van het ontwerp-ALU 2008) met significante verschillende rekenuitkomsten voor zowel NO2 als PM10 (zie tabel 9) is een sterke aanwijzing dat die berekeningen niet kloppen en dat er "creatief" gerekend werd (punt 152-153).
164.34 Bij de opstelling van de jaarrapportage 2006 (vastgesteld 1 oktober 2007) had niet CAR 6.0 (met de foute en te lage NO2-emisses voor personenwagens gebruikt mogen worden), maar de vanaf 27 juli 2007 voorgeschreven versie 6.1.1 met de juiste en veel hogere N02-emissies. Het gebruik van versie 6.0 leidde tot een geflatteerd beeld van N02-concentraties in 2006 (punt 154).
164.35 Anders dan in de jaarrapportage 2006 (p.1) werd beweerd leidde het gebruik van CAR 11 versie 6.1.1 juist niet tot "iets" meer verbetering voor NO2, maar juist tot een verslechtering. Versie 6.1.1 rekent immers met substantieel hogere N02-emissies voor personenwagens. Zie ook tabel 9. (punt 153-155).
164.36 Dat de CAR 6.1.1-berekening leidde tot significant lagere PM10-concentraties (tot 5 microgram/m3 lager dan de berekeningen die met CAR versie 6.0 waren uitgevoerd) laat zich zonder van "creatief" rekenwerk aan te nemen niet verklaren (punt 156).
164.37 Zeer essentiële informatie werd door de luchtkwaliteitsdeskundigen aan het gemeentebestuur onthouden, namelijk dat juist verkeersgerelateerde fijnstof zeer schadelijk is voor de gezondheid, dat daarvan juist bij overschrijding van de 35-dagennorm sprake is en dat overschrijding van de 35-dagennorm ernstig gevaar voor de gezondheid betekent (punt 162).”