Het hof heeft het vonnis van de voorzieningenrechter vernietigd en de vordering alsnog afgewezen. Daartoe heeft het als volgt overwogen.
Het hof kan in het boek zelf - dat wil zeggen: het boek zonder omslag - niet lezen dat, zoals Rabobank betoogt, de bank of haar (oud-)medewerkers worden beschuldigd van diefstal, misleiding of intimidatie (rov. 4.2). Alleen op de achterkant van de omslag van het boek wordt in zekere mate die suggestie gewekt (rov. 4.3).
Voor degenen die het boek lezen, zal echter duidelijk zijn dat het boek de Rabobank een (veel) minder vergaand verwijt maakt dan de teksten op de omslag suggereren. De indruk die na lezing van het boek als geheel achterblijft is namelijk dat Rabobank tamelijk onwelwillend en hard tegenover [betrokkene 1] en [betrokkene 2] is opgetreden, zonder hen goed te informeren, met een focus op het eigen belang, en met weinig oog voor de belangen van die klanten, maar niet dat Rabobank zich schuldig heeft gemaakt aan (poging tot) diefstal, misleiding of intimidatie. Het komt erop neer dat in het boek zelf aan Rabobank vooral maatschappelijk onwenselijk gedrag wordt verweten, en niet (zozeer) onrechtmatig of strafbaar handelen. (rov. 4.3)
Het boek richt zich tegen Rabobank. Weliswaar straalt het aan de bank gemaakte verwijt van maatschappelijk onwenselijk gedrag ook indirect enigszins af op de daarin genoemde (oud-)medewerkers, doch omdat hun goede naam daardoor indirect, en niet direct, wordt geraakt, is de negatieve uitwerking daarvan op hun goede naam navenant minder groot. (rov. 4.4)
Rabobank heeft niets aangevoerd over de concrete gevolgen die het noemen van de namen van haar (oud-)medewerkers voor hun privéleven of de uitvoering van hun werkzaamheden heeft, maar heeft volstaan met verklaringen van die medewerkers inhoudende dat zij daarover boos zijn of zich gegriefd voelen. Bij deze stand van zaken moet voorshands worden aangenomen dat het feit dat de medewerkers met hun namen in het boek zijn opgevoerd, hen niet heeft gehinderd in hun privéleven en hooguit een beperkte hinder heeft opgeleverd bij de uitvoering van hun werkzaamheden. (rov. 4.5)
Een en ander overziende kan hoogstens sprake zijn van een tamelijk geringe aantasting van het recht op goede naam of eerbiediging van de persoonlijke levenssfeer van de medewerkers, zodat in dit geval aan dat recht niet meer dan een tamelijk gering gewicht kan worden gehecht. (rov. 4.6)
Uit een door Rabobank overgelegd onderzoeksrapport van de AFM blijkt dat er in het algemeen een serieus probleem bestond of bestaat in de relatie tussen de afdelingen bijzonder beheer van banken en de klanten die met deze afdelingen werden of worden geconfronteerd. Derhalve kan het boek, dat die relatie vanuit de invalshoek van twee klanten beschrijft, worden gezien als een bijdrage aan het publieke debat, waarmee beoogd is een in ondernemerskringen gevoelde misstand aan de kaak te stellen. (rov. 5.2)
De verwijten dat Rabobank zich onwelwillend, hard en met weinig oog voor het belang van de klant opstelde, komen overeen met de signalen die AFM had opgevangen en die voor haar aanleiding waren om een onderzoek in te stellen. Gelet op dit een en ander bestond ten tijde van de publicatie van het boek voor de daarin aan Rabobank gemaakte verwijten steun in het toen beschikbare feitenmateriaal. De stelling van Rabobank dat het boek ‘tendentieus’ is, stuit hierop af. (rov. 5.4)
Het belang van de stellingen van Rabobank dat de beschrijvingen in het boek onvolledig en onjuist zijn, dient - wat daar verder van zij - te worden gerelativeerd nu (a) het de lezer duidelijk is dat het boek is geschreven vanuit het perspectief van [betrokkene 1] en [betrokkene 2] en (b) Rabobank de gelegenheid is geboden om haar visie op de zaken [betrokkene 1] en [betrokkene 2] naar voren te brengen (rov. 5.5). Hierbij komt nog dat Rabobank niet, althans niet onderbouwd, heeft gesteld dat waar haar (oud-)medewerkers ten tonele zijn gebracht, dit gepaard is gegaan met feitelijke onjuistheden. (rov. 5.6)
RED c.s. hebben aangevoerd dat de laatste jaren boeken op basis van onderzoeksjournalistiek waarin misstanden worden blootgelegd, vaak zijn geschreven op basis van het 'fly-on-the-wall’-principe, waarmee wordt gedoeld op de verteltechniek waarbij de lezer als het ware bij de gebeurtenissen aanwezig is, en die er door wordt gekenmerkt dat minutieus verslag wordt gedaan van gebeurtenissen en dat personen met naam worden genoemd. Nu in het boek deze in haar genre veelgebruikte en voor het uitdragen van de boodschap geschikt geachte vorm wordt gebruikt, kan niet worden gezegd dat de namen van de (oud-)medewerkers van Rabobank daarin nodeloos zijn genoemd. Het vermelden daarvan vervult een functie in de gekozen en voor dit soort non-fictie uitingen als effectief aan te merken narratieve opzet. (rov. 5.7)
Uit het eerder overwogene volgt dat het boek mede het algemeen belang dient, terwijl de bij de uitoefening van de vrijheid van meningsuiting behorende verantwoordelijkheid niet is veronachtzaamd: onder meer is Rabobank de mogelijkheid tot weerwoord geboden, zijn haar (oud-)medewerkers niet nodeloos vermeld in het boek en hoefde van die vermelding geen ernstige gevolgen voor hen te worden verwacht. Onder deze omstandigheden moet in dit geval aan de vrijheid van meningsuiting van RED c.s. een (niet on-)aanzienlijk gewicht worden gehecht, in ieder geval een gewicht dat groter is dan het tamelijk geringe gewicht dat in dit geval toekomt aan het recht op goede naam of eerbiediging van de persoonlijke levenssfeer van de (oud-)medewerkers van Rabobank. (rov. 5.9)