Uitspraak
de curator,
1.R 10 Cate B.V.,
R10 Cate,
[geïntimeerde2],
R10 Cate c.s.,
1.Het verdere verloop van het geding in hoger beroep
2.De vaststaande feiten
3.Het geschil en de beslissing in eerste aanleg
“aan de hand van de door de curator al overgelegde (deels onleesbare) producties 13 en 14, aan de rechtbank een overzicht dient te verschaffen waaruit blijkt welke bedragen op welke wijze (contante opname, pinbetaling of overboeking) door [A] zijn ontvangen”. Bij eindvonnis van 6 juli 2016 heeft de rechtbank overwogen dat op grond van de door de curator aangevoerde omstandigheden geconcludeerd dient te worden
“dat de handelswijze van R 10 Cate B.V. c.s. als (indirect) bestuurder van Get Quota niet zodanig onzorgvuldig is geweest dat haar daarvan persoonlijk een ernstig verwijt kan worden gemaakt”.
De vorderingen van de curator zijn integraal afgewezen door de rechtbank, met veroordeling van de curator in de kosten van de procedure.
4.De beoordeling van de grieven en de vordering
grieven 2 tot en met 9tegen het eindvonnis van 6 juli 2016. De curator leg hiermee het geschil in volle omvang voor aan het hof. Het hof zal de grieven 2 tot en met 9 dan ook gezamenlijk beoordelen.
Grief 1richt zich tegen de feitenvaststelling in het eindvonnis van 6 juli 2016. Bij die grief heeft de curator geen belang omdat het hof de feiten hiervoor zelfstandig heeft vastgesteld, daarbij aansluitend bij hetgeen in deze grief is opgemerkt.
De grieven 10 en 11tegen het eindvonnis van 6 juli 2016 richten zich tegen de proceskostenveroordeling en het dictum.
“In 2012 en 2013 is er in totaal (R10Cate BV en L2CG management BV/TSMS Ltd tesamen) aan management fee geboekt:
“Door de huidige situatie van [A] kan hij niet zich niet inzetten binnen onze organisatie Get Quota B.V. en moet hij ergens in loondienst zien te geraken.”en
“Tot slot wil ik u laten weten dat het ernaar uitziet dat ik binnenkort [A] zou kunnen aannemen als werknemer.”in de e-mail van 25 april 2013 de indruk wekken dat [A] niet (meer) werkzaam was voor GQ, terwijl [A] nu juist wel werkzaam was voor GQ, en daarmee een onjuist beeld geven. Anderzijds vermeldt de brief – ten onrechte weliswaar – dat [A] bestuurder is van GQ, hetgeen wel weer wijst op enige betrokkenheid van [A] bij GQ. Dat R10 Cate c.s. met de e-mail van 25 april 2013 de curator bewust op het verkeerde been heeft willen zetten, kan daaruit dan ook niet worden afgeleid. Immers, de betrokken van [A] bij GQ wordt wel vermeld. Datzelfde geldt voor de vermelding dat sprake is van een onderneming in de opstartfase. Het betrof ook een onderneming die nog niet lang actief was, namelijk pas sinds begin 2012. Van een bewust onjuiste mededeling kan dan ook niet worden gesproken. De e-mail van 6 juni 2013 aan de curator heeft betrekking op de overname en de koopprijs van het 50%-belang van L2CG in GQ dat R10 Cate c.s. van de curator wenste te kopen. In dat kader dient ook de door de curator gewraakte zinsnede
“Echter kan eenieder zien dat een organisatie die slechts 18 maanden actief is en waar niet eens een behoorlijk salaris aan mij kan worden uitbetaald niet bepaald waardevol kan zijn.”te worden gezien. Aan de orde was immers de koopprijs van de aandelen.
5.De slotsom
4.De beslissing
€ 2.148,- voor salaris overeenkomstig het liquidatietarief;