Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM - LEEUWARDEN
inspecteurvan de
Belastingdienst/Kantoor Arnhem(hierna: de Inspecteur)
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van belanghebbende tegen de uitspraak van de rechtbank Gelderland, die op 10 juni 2016 een aanslag in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen (IB/PVV) had verminderd. De belanghebbende, eigenaar van een rijksmonumentaal woonhuis met een bijbehorende tuin, had voor het jaar 2012 een aanslag ontvangen die was gebaseerd op een belastbaar inkomen uit sparen en beleggen van € 167.987. De inspecteur had bij de aanslag de kosten van het onderhoud van de tuin, die niet als monument was ingeschreven, niet in aanmerking genomen voor aftrek. De rechtbank had het beroep van belanghebbende gegrond verklaard en de aanslag verminderd, maar de kosten van het tuinonderhoud niet aftrekbaar geacht.
In hoger beroep heeft belanghebbende betoogd dat de kosten van het onderhoud van de tuin wel aftrekbaar zijn, omdat de tuin als aanhorigheid van het monumentale woonhuis moet worden beschouwd. De inspecteur heeft het standpunt ingenomen dat alleen kosten van onderhoud van ingeschreven monumenten voor aftrek in aanmerking komen. Het hof heeft de zaak beoordeeld aan de hand van de relevante wetgeving, waaronder de Wet inkomstenbelasting 2001 en de Monumentenwet 1988. Het hof concludeert dat de tuin niet als zelfstandig monument is ingeschreven en dat de onderhoudskosten derhalve niet voor aftrek in aanmerking komen. Het hof bevestigt de uitspraak van de rechtbank en verklaart het hoger beroep ongegrond.