ECLI:NL:HR:2008:BC9174
Hoge Raad
- Cassatie
- J.W. van den Berge
- C. Schaap
- A.H.T. Heisterkamp
- Rechtspraak.nl
Cassatie over aftrekbaarheid van verbouwingskosten in de inkomstenbelasting
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 11 april 2008 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure betreffende de aftrekbaarheid van verbouwingskosten in de inkomstenbelasting. De belanghebbende, die in 1997 een onroerende zaak had verworven die oorspronkelijk als kantoor werd gebruikt, had in 2000 verbouwingskosten gemaakt om de oorspronkelijke woonfunctie te herstellen. De Inspecteur van de Belastingdienst had een deel van deze kosten niet in aftrek aanvaard, wat leidde tot een geschil dat uiteindelijk bij het Hof terechtkwam. Het Hof had de uitspraak van de Inspecteur vernietigd en de aanslag verminderd, maar de Staatssecretaris van Financiën ging in cassatie tegen deze uitspraak.
De Hoge Raad oordeelde dat het Hof een onjuiste rechtsopvatting had gehanteerd door te stellen dat de kosten van de verbouwing van de begane grond niet aftrekbaar waren, omdat er geen inkomsten uit die ruimte waren ontvangen of te verwachten waren. De Hoge Raad benadrukte dat voor de beoordeling van de aftrekbaarheid van onderhoudskosten het pand als geheel moet worden beschouwd, en niet per afzonderlijke ruimte. De enkele omstandigheid dat een pand tijdelijk niet wordt verhuurd of gebruikt, rechtvaardigt niet de conclusie dat de uitgaven niet aftrekbaar zijn. De Hoge Raad verklaarde het beroep in cassatie gegrond, vernietigde de uitspraak van het Hof, en verwees de zaak terug naar het Gerechtshof te Amsterdam voor verdere behandeling.
De Hoge Raad gelastte tevens dat de Staat het griffierecht aan de belanghebbende vergoedt. Dit arrest is van belang voor de interpretatie van de aftrekbaarheid van kosten in de inkomstenbelasting, vooral in situaties waarin onroerend goed tijdelijk niet wordt gebruikt voor het genereren van inkomsten.