Uitspraak
JPB,
Reef,
1.Het geding in eerste aanleg
2.Het geding in hoger beroep
- de memorie van grieven, tevens wijziging van eis (met producties),
3.De vaststaande feiten
grieven 1 tot en met 5behoeven om die reden verder geen inhoudelijke bespreking.
zoek naar mogelijkheden om asfalt tegen een zo laag mogelijke prijs te produceren door haar
grondstoffen zo goedkoop mogelijk in te kopen waarbij een tijdige en voldoende levering
volgens planning van Reef zal worden zeker gesteld;
beschikt over eigen steigers voor het laden en lossen van schepen en bereid is haar expertise ter beschikking te stellen van Reef;
geven, hoeveelheid bitumen bij de producent Lotos in Polen, het transporteren, opslaan en distribueren van de bitumen naar Reef op te geven locaties, inclusief het verzorgen van alle daarvoor benodigde laad- en loswerkzaamheden, onder de voorwaarden vastgelegd in deze Overeenkomst.
Transporttarief Gdansk – Delfzijl per Mt USD 50,--
Anticipating that:
(FO - USD 15) * 1,025 + € 75,59.
USD 1,2 miljoen*
het moment van bestellen. In tegenstelling tot de formule van LOTOS is direct duidelijk wat het aankoopbedrag is t.b.v. de bestelling bitumen. Hierdoor worden eventuele verrassingen aan het eind van de maand voorkomen.
Voorstel andere bitumenleverancier
schriftelijkuitsluitsel geeft of akkoord wordt gegaan met het aangedragen alternatief of dat de bitumen via Lotos gekocht wordt zoals vastgelegd in het contract. Reef heeft in week 45 eveneens een afspraak met een andere bitumenleverancier en zal hierbij JPB betrekken aangezien JPB contractueel de leverancier is richting Reef. Reef zal tevens aangeven welke raffinaderijen niet geschikt zijn voor de bitumen voor Reef.
JPB heeft Reef per mail van 25 oktober jl. een voorstel gedaan voor het leveren van bitumen door een andere bitumenleverancier (Shell). (…)
Reef is momenteel met drie andere bitumenleveranciers in gesprek echter neemt JPB de uiteindelijke beslissing aangezien JPB een leveringsverplichting heeft. Gezien het tijdspad zal vóór 21 december 2011 de keuze gemaakt moeten worden welke bitumenleverancier de bitumen gaat leveren waarbij de voorstellen van de andere drie bitumenleveranciers waar Reef mee in gesprek is meegenomen worden. Zoals het er nu naar uitziet zal Shell de nieuwe bitumenleverancier worden.
(…) Er is thans sprake van een situatie waarin redelijkerwijs niet van Reef Infra verlangd kan worden dat zij de samenwerkingsovereenkomst nakomt. Reef Infra en JPB hebben bij het aangaan van de overeenkomst voorzien dat de overeenkomst in dat geval kan worden beëindigd. Deze situatie doet zich voor en Reef Infra overweegt noodgedwongen om de overeenkomst op grond van artikel 13 lid 5 te moeten beëindigen. In dit verband speelt tevens een rol dat is gebleken dat u, in tegenstelling tot uw eerder stellingname, niet voor 3 jaar (20.000 ton per jaar) gebonden bent aan Lotos. Voorts is van belang dat ons is gebleken dat de vergoeding voor uw diensten die u op grond van artikel 5 van de overeenkomst ontvangt veel hoger is dan de marktconforme vergoeding.
In dit kader hebben wij u het voorstel gedaan om de huidige vergoeding voor uw diensten te halveren of eventueel over te gaan tot het beëindigen van de overeenkomst. Wij hebben u gevraagd om verder na te denken welke mogelijkheden JPB ziet en om de financiële consequenties van de mogelijkheden aan te geven (inclusief onze voorstellen).
In het licht van de destijds opgestelde businesscase en de onvoorziene omstandigheden zoals deze zich hebben voorgedaan met zeer negatieve gevolgen voor Reef Infra doen hierbij nogmaals een indringend beroep op u om akkoord te gaan met het door Reef Infra weergegeven voorstel inzake de samenwerking met Mabanol. (…) Indien wij uiterlijk vrijdag 27 januari 2012 a.s. geen schriftelijke instemming van u op ons voorstel hebben ontvangen zijn wij genoodzaakt om verdere stappen te overwegen zoals het beëindigen van de overeenkomst op grond van artikel 13 lid 5 en de mogelijkheden die de wet hiervoor biedt. (…)
23 maart 2012 geoordeeld, in lijn met het uiterst subsidiaire verweer van Reef, dat het hoogstwaarschijnlijk is dat een bodemrechter zal oordelen dat de Overeenkomst door de ingebrekestelling vervat in de brief van JPB d.d. 28 december 2011 op grond van artikel 13 lid 2 sub b van de Overeenkomst van rechtswege is beëindigd en de vordering van JPB daarom moet worden afgewezen. Alle overige verweren van Reef, te weten de successievelijke stellingen dat de Overeenkomst i) is beëindigd op grond van artikel 13 lid 5 van de overeenkomst, ii) is vernietigd op grond artikel 3:44 BW of ontbonden is op grond van 6:258 BW, zijn door de voorzieningenrechter verworpen. Tegen dit vonnis is geen hoger beroep ingesteld.
4.Het geschil en de beslissing in eerste aanleg
5.Bespreking van de (overige) grieven en de vordering
HR 10 juli 2009, LJN BI3408, NJ 2012/496, HR 20 januari 2012, LJN BU3162, NJ 2012/60 en HR 28 juni 2013, ECLI:NL:HR:2013:41). Ingevolge dit leerstuk kunnen twee afzonderlijke overeenkomsten zozeer met elkaar verbonden zijn dat de beëindiging van de ene overeenkomst (de LOI) meebrengt dat ook de andere overeenkomst (de Overeenkomst) niet in stand kan blijven, teneinde onbillijke uitkomsten voortvloeiend uit een geïsoleerde benadering van de betrokken overeenkomsten te vermijden. Of van een zodanige verbondenheid sprake is, dient te worden vastgesteld door uitleg van de betrokken rechtsverhoudingen in het licht van de omstandigheden. De enkele omstandigheid dat er een feitelijk-economische samenhang bestaat tussen de LOI en de Overeenkomst, is onvoldoende voor het aannemen van doorwerking van de LOI in de Overeenkomst. Uitgangspunt blijft dat overeenkomsten alleen partijen binden (zie HR 11 juli 2014, ECLI:NL:HR:2014:1627).
Dat ook Reef de Overeenkomst als een afzonderlijke overeenkomst percipieerde die niet het lot van de LOI deelt, blijkt, zoals JPB terecht opmerkt, uit de bereidheid van Reef om reeds tijdens het eerste jaar van hun samenwerking op zoek te gaan naar een vervanger voor Lotos. Dat Reef de Overeenkomst op dat moment niet als beëindigd beschouwde, blijkt verder uit de hiervoor onder 3.15 en 3.16 genoemde brieven van Reef aan JPB waarin Reef aankondigt dat zij bij gebreke van instemming met haar voorstel zal overwegen de Overeenkomst te beëindigen. Vaststaat dat Reef de Overeenkomst niet heeft beëindigd.
De formule is gefixeerd voor een periode van tenminste drie jaar ingaande per 1 januari 2011. Over eventuele aanpassing van (onderdelen) van de formulena afloopvan deze periode (onderstreping hof) zal minimaal 9 maanden voorafgaand aan de datum van aanpassing schriftelijke overeenstemming tussen partijen bereikt moeten zijn”)volgt naar het oordeel van het hof dat eventuele aanpassingen van (onderdelen van) de formule, slechts mogelijk zijn na 1 januari 2014. Voor de stelling dat een redelijke uitleg van de Overeenkomst met zich brengt dat (onderdelen van) de formule in artikel 5 lid 1 van de Overeenkomst ook tijdens deze eerste contractperiode kunnen worden aangepast, heeft Reef, mede gelet op het feit dat het contract door haar met ondersteuning van haar juridische afdeling is geredigeerd en van haar aldus verwacht mocht worden dat wat zij op papier heeft gezet haar bedoelingen juist weergeeft, onvoldoende feiten en omstandigheden aangedragen.
zal deze in onderling overleg tussen partijen worden beëindigd")volgt verder dat de Overeenkomst niet eenzijdig door Reef kan worden beëindigd. Ook om die reden dient het beroep van Reef op artikel 13 lid 5 worden afgewezen.
€ 360.000,- per jaar te betalen, terwijl Reef daarvoor een bedrag van € 1.511.800,- (20.000 x € 75,59) diende te betalen, maakt volgens Reef dat er sprake is van een situatie als bedoeld in artikel 3:44 BW.
voorafgaandaan het sluiten van de Overeenkomst hebben plaatsgevonden. De door Reef genoemde omstandigheden met betrekking tot Shell en Mabanol hebben ruim na het sluiten van de Overeenkomst plaatsgevonden en zijn voor de beoordeling van het gestelde bedrog en/of misbruik van omstandigheden dus niet relevant. Deze omstandigheden zijn mogelijk wél relevant voor de begroting van de door JPB gestelde schade. Daarop zal het hof hieronder bij de bespreking van de schade ingaan.
grief 7.
grieven 8 en 9belang.
€210.000,-
(20.000 Mt bitumen x 2 x € 5,-)
€ 210.000,- en de door JPB gehanteerde transportvergoeding van € 5,- per ton bitumen.
€ 5,-/Mt die Reef in 2011 aan JPB heeft betaald voor het gemis aan inkomsten door uitbesteding van het transport aan derden. Een nadere onderbouwing van dit bedrag ontbreekt. De hoogte van dit bedrag wordt door Reef gemotiveerd betwist. JPB zal overeenkomstig haar bewijsaanbod in de gelegenheid worden gesteld ook deze post met stukken nader te onderbouwen.