Uitspraak
wonende te [woonplaats],
gevestigd te Willemstad, Curaçao,
1.Het geding in feitelijke instanties
2.Het geding in cassatie
3.Beoordeling van het middel
Als haar wederpartij is hierin vermeld:
"de Gevolmachtigde Minister van de Nederlandse Antillen in Nederland, daartoe gevolmachtigd bij Landsbesluit (…) van 1 juni 2004 (…) van de Gouverneur van de Nederlandse Antillen, partij ter ene zijde, hierna tenoemen de werkgever". [eiseres] heeft deze overeenkomst niet ondertekend.
In de oprichtingsakte staat dat een dienstverband met de Stichting, behalve op het gebied van de ABP-regelingen, verder geen enkele invloed heeft op de materiële rechtspositie van werknemers van het Kabinet.
Bij Landsbesluit van 28 september 2006 is de datum van 31 juli 2005 in het onder (viii) genoemde Landsbesluit gewijzigd in 1 november 2006.
Het standpunt van de Stichting dat geen sprake is van een dienstverband met de Stichting, maar alleen met de Nederlandse Antillen, begrijpt het hof aldus dat, voor zover sprake is van een dienstverband met de Stichting, dit dienstverband geen zelfstandige betekenis heeft en het lot moet delen van het dienstverband met de Nederlandse Antillen. Het hof deelt dit standpunt. (rov. 5) De arbeidsovereenkomst tussen [eiseres] en de Nederlandse Antillen is geëindigd per 1 november 2006. (rov. 6-10) Gelet op hetgeen in rov. 5 is overwogen, is met het eindigen van de arbeidsovereenkomst tussen [eiseres] en de Nederlandse Antillen ook die met de Stichting (voor zover daarvan sprake was) geëindigd. (rov. 11)
Het hof heeft, "voor zover sprake is van een dienstverband met de Stichting", het standpunt van de Stichting onderschreven dat "dit dienstverband niet alleen zozeer is verweven met, maar ook zozeer accessoir is aan het dienstverband tussen [eiseres] en de Nederlandse Antillen, dat eerstgenoemd dienstverband geen zelfstandige betekenis heeft en daarom het lot van het dienstverband met de Nederlandse Antillen moet delen". Deze overweging heeft dus, bezien in samenhang met het – door onderdeel 1.a tevergeefs bestreden – oordeel van het hof in rov. 4 dat tussen [eiseres] en de Nederlandse Antillen een arbeidsovereenkomst tot stand was gekomen, betrekking op de stelling van [eiseres] dat daarnaast een arbeidsovereenkomst tussen haar en de Stichting tot stand was gekomen.
Die rechtsgevolgen zijn dan in zoverre afhankelijk van de arbeidsovereenkomst tussen [eiseres] en de Nederlandse Antillen, dat het einde van die arbeidsovereenkomst ook het einde van verdere pensioenopbouw onder die arbeidsovereenkomst impliceert. Aldus begrepen geeft het bestreden oordeel geen blijk van miskenning van de regels voor ontslagbescherming van titel 7.10 BW. Het is ook niet onbegrijpelijk of onvoldoende gemotiveerd. Onderdeel 1.c slaagt niet.
4.Beslissing
28 juni 2013.