Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM - LEEUWARDEN
4 oktober 2016
inspecteurvan de
Belastingdienst/Kantoor Utrecht(hierna: de Inspecteur),
[Z](hierna: belanghebbende),
1.Ontstaan en loop van het geding
10 december 2014 de aanslag, de verliesbeschikking en de beschikking belastingrente gehandhaafd.
€100.492, en de beschikking belastingrente dienovereenkomstig verminderd.
25 februari 2016, incidenteel hoger beroep ingesteld.
2.Feiten
€1.275.000 waard en is er een eerste hypotheek van € 793.370 op gevestigd. Het bedrijfspand is eigendom van de heer [I] en mevrouw [J] .
18 november 2009 aan [F] BV leningen heeft verstrekt, waarvan de omvang per
31 oktober 2010 €88.338,79 bedraagt. Overeengekomen is dat belanghebbende bereid is om [F] BV aanvullend geld te lenen tot een bedrag van maximaal € 150.000. Over het saldo van de lening is [F] BV een rente van 5 percent per jaar verschuldigd en de aflossing van de lening zal geschieden in onderling overleg, doch uiterlijk 31 december 2015. Gestreefd wordt naar een jaarlijkse aflossing van 20 percent. Voorts is de positieve/negatieve hypotheekverklaring opgenomen.
€515.227 (€ 493.750 hoofdsom + € 6.255 bijgeschreven rente 2010 + € 15.222 bijgeschreven rente 2011).
€437.688,- (te weten € 515.227 -/- € 300 x 85%), kwijtschelden. Het restant ad € 77.539,- zal door [ [F] BV] onder nader te bepalen voorwaarden worden schuldig gebleven aan [belanghebbende].
3.Geschil
€437.688 ten laste van de winst kan brengen. Belanghebbende stelt zich op het standpunt dat het volledige kwijtscheldingsverlies ten laste van de winst kan worden gebracht. De Inspecteur verdedigt het standpunt dat slechts een bedrag van € 33.750 in aftrek kan worden gebracht, aangezien het aanvaarde debiteurenrisico onzakelijk is.
4.Overwegingen
€1.058.411, vi) dat [F] BV in de jaren 2008 tot en met 2011 negatieve resultaten heeft behaald van respectievelijk € 315.026, € 151.367, € 486.235 en € 361.901, vii) dat alle leningen eerst alleen mondeling zijn overeengekomen en in een aantal gevallen pas nadien schriftelijk zijn vastgelegd, viii) dat belanghebbende geen onderpand of hypothecaire zekerheden voor de aflossing van de leningen heeft verlangd, ix) dat de heer [I] een positieve/negatieve hypotheekverklaring heeft verstrekt, maar dat belanghebbende nimmer heeft verzocht een tweede recht van hypotheek te vestigen, x) dat alleen in de leningsovereenkomsten van augustus 2009 en november 2010 een aflossingsdatum is afgesproken, xi) dat nimmer een bedrag is afgelost, maar nadien wel weer nieuwe leningen zijn verstrekt, xii) dat nimmer een bedrag aan rente is betaald, xiii) en dat de rente is bijgeschreven bij de hoofdsom.
HR 15 maart 2013, nr. 11/02248, ECLI:NL:HR:2013:BW6552).
5.Proceskosten
6.Beslissing
- vernietigt de uitspraak van de Rechtbank, behoudens de beslissingen omtrent de proceskosten en het griffierecht,
- vernietigt de uitspraak van de Inspecteur,
- vermindert de aanslag tot een aanslag berekend naar een belastbaar bedrag van
- vermindert de beschikking belastingrente dienovereenkomstig.
mr.B.F.A. van Huijgevoort, in tegenwoordigheid van mr. C.E. te Brake als griffier.
4 oktober 2016.
binnen zes wekenna de verzenddatum beroep in cassatie instellen bij