Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
1.Het verdere verloop van het geding in hoger beroep
2.De vaststaande feiten
- [de directeur] blijft tot nader order als gedelegeerd commissaris voorzitter van de directie van DGT B.V.;
- [persoon 4] zal zijn klanten informeren over vertrek van [persoon 1] ;
- [persoon 2] zal zich beraden over zijn positie en vooralsnog geen acties ondernemen die conflicterend zijn in het licht van het besluit van RvC en directie inzake beëindiging samenwerking [persoon 1] .
- dat de directie reguliere werkzaamheden op adequate wijze continueert.
3.De beslissing in eerste aanleg
4.De beoordeling van het geschil in hoger beroep
grieven 1 en 2zien op de overweging van de rechtbank in het bestreden eindvonnis dat het niet mogelijk is om ter zitting mondeling voor antwoord te concluderen. Volgens [appellante] is daarmee het principe van hoor en wederhoor geschonden en is zij daarmee in een nadeliger positie gekomen dan DGT. [appellante] laat echter na te vermelden welke gevolg zij aan het slagen van deze grieven wil verbinden, het hof komt hierop nog terug.
grieven 3 tot en met 14lenen zich voor gezamenlijke behandeling. Het door DGT in de memorie van antwoord opgeworpen bezwaar dat niet voldoende duidelijk is waartegen [appellante] heeft gegriefd, passeert het hof nu DGT per grief uitgebreid verweer heeft gevoerd en het hof de grieven niet anders heeft begrepen dan DGT heeft gedaan. Gelet op de samenhang tussen de conventionele en reconventionele vorderingen zal het hof ook de vorderingen, waar zij overlappen, gezamenlijk behandelen.
5.Slotsom
Grief 15 en 16voor zover gericht op de veroordeling van [appellante] om aan DGT in conventie en in reconventie de proceskosten te vergoeden slagen met inachtneming van hetgeen hiervoor is overwogen.