Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
[appellant],
1.Het geding in eerste aanleg
2.Het geding in hoger beroep
3.De beoordeling
Als maatstaf voor beëindiging van de schuldsaneringsregeling op de gronden, onder meer
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
In deze zaak gaat het om de tussentijdse beëindiging van de wettelijke schuldsaneringsregeling van de appellant, die gedetineerd was. De rechtbank had eerder de schuldsaneringsregeling beëindigd op grond van het oordeel dat de appellant niet voldeed aan zijn verplichtingen uit de regeling. De appellant had verzocht om het vonnis van de rechtbank te vernietigen en de schuldsaneringsregeling voort te zetten, met een mogelijke verlenging van vier maanden vanwege zijn detentie. Het hof heeft kennisgenomen van de relevante stukken en de mondelinge behandeling vond plaats op 19 november 2014. De rechtbank had geoordeeld dat de appellant door zijn strafrechtelijke veroordeling niet voldeed aan de verplichtingen van de schuldsaneringsregeling, wat leidde tot de beëindiging van de regeling. De appellant heeft echter betoogd dat zijn detentie geen rol speelde in zijn verplichtingen en dat hij zijn verplichtingen altijd is nagekomen. De beschermingsbewindvoerder heeft ook verklaard dat er geen benadeling van de schuldeisers heeft plaatsgevonden door de detentie van de appellant. Het hof heeft uiteindelijk geoordeeld dat, hoewel de appellant tekort is geschoten in zijn verplichtingen, er aanleiding is voor een uitzondering. Gezien de persoonlijke omstandigheden van de appellant, waaronder zijn arbeidsongeschiktheid en het verlies van zijn kind, heeft het hof besloten de schuldsaneringsregeling voort te zetten en de termijn met vier maanden te verlengen. Het hof vernietigt het eerdere vonnis van de rechtbank en beslist dat de schuldsaneringsregeling wordt voortgezet tot 10 mei 2015.