ECLI:NL:HR:2008:BD0469
Hoge Raad
- Cassatie
- J.W. van den Berge
- C.J.J. van Maanen
- C. Schaap
- J.W.M. Tijnagel
- A.H.T. Heisterkamp
- Rechtspraak.nl
Bewijslast bij termijnoverschrijding voor bezwaar tegen belastingaanslagen en boetes
In deze zaak gaat het om een beroep in cassatie van de Minister van Financiën tegen een uitspraak van het Gerechtshof te Arnhem. De zaak betreft navorderingsaanslagen in de inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen voor de jaren 1999 en 2000, waarbij ook boetes en heffingsrente zijn opgelegd aan de belanghebbende. De Inspecteur verklaarde het bezwaar van de belanghebbende tegen de navorderingsaanslag en de boetebeschikkingen niet-ontvankelijk wegens termijnoverschrijding. De Rechtbank te Arnhem verklaarde het beroep ongegrond, maar het Hof oordeelde dat de belanghebbende ten onrechte niet-ontvankelijk was verklaard in zijn bezwaar tegen de boetes en vernietigde de uitspraak van de Rechtbank. De Minister heeft hiertegen cassatie ingesteld.
De Hoge Raad oordeelt dat het Hof ten onrechte heeft geoordeeld dat de ontvankelijkheid van het bezwaar tegen de boetes automatisch meebrengt dat de belanghebbende ook ontvankelijk is in zijn bezwaar tegen de aanslagen. De Hoge Raad benadrukt dat de ontvankelijkheid van het bezwaar tegen de aanslagen afzonderlijk beoordeeld moet worden, en dat de bewijslast bij de belanghebbende ligt. De Hoge Raad vernietigt de uitspraak van het Hof, behoudens voor zover deze betrekking heeft op de boetes, en verwijst de zaak naar het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch voor verdere behandeling.
De Hoge Raad concludeert dat de procedure met betrekking tot de aanslagen en de boetes afzonderlijk moet worden behandeld, en dat de Inspecteur opnieuw op het bezwaar moet beslissen, tenzij er goede redenen zijn om daarvan af te wijken. De proceskosten worden niet toegewezen.