In deze zaak gaat het om een hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Noord-Nederland, waarin de appellant, erfgenaam van zijn ouders, schadevergoeding vorderde van de Coöperatieve Rabobank Emmen-Coevorden U.A. wegens onrechtmatig beslag. De appellant en zijn broer zijn erfgenamen van hun ouders, die op 10 september 2009 zijn vermoord. De woning van de ouders valt in de onverdeelde nalatenschap, maar de broers zijn het oneens over de verkoop ervan. Rabobank heeft op 1 juli 2011 conservatoir beslag gelegd op de woning, terwijl dit beslag onterecht was, omdat het niet op het aandeel van de broer in de nalatenschap was gelegd, maar op de woning zelf. De voorzieningenrechter heeft het beslag opgeheven, maar Rabobank ging in hoger beroep.
Het hof oordeelt dat Rabobank onrechtmatig heeft gehandeld door beslag te leggen op de woning die deel uitmaakt van de onverdeelde nalatenschap. Het hof stelt vast dat de regels voor beslaglegging in het geval van een onverdeelde nalatenschap niet zijn nageleefd. De appellant heeft schade geleden door het onrechtmatig gelegde beslag en vordert vergoeding van zijn proceskosten en andere schade. Het hof vernietigt het vonnis van de kantonrechter en veroordeelt Rabobank tot betaling van een schadevergoeding van € 2.079,-, vermeerderd met wettelijke rente, en de proceskosten in de appelprocedure. De kosten in eerste aanleg worden gecompenseerd, omdat de appellant geen bewijs heeft geleverd voor zijn vorderingen daar.