3.1Het gaat in deze zaak (samengevat) om het volgende.
3.1.1[geïntimeerde 1] en [geïntimeerde 2] hebben samen Meepo Holding opgericht. Zij waren statutair bestuurders van Meepo Holding en hielden elk 50% van de aandelen. Meepo Holding was statutair bestuurder en enig aandeelhouder van de dochtervennootschappen Meepo Beheer, Ursus Utilities (voorheen: Meepo Fabricage), Ursus Atmotech (voorheen: Meepo Montage) en Regent-Eco. Deze vennootschappen (de Meepo-groep) hielden zich bezig met het produceren, monteren en installeren van luchtbehandelingsystemen. De financiële administratie van de Meepo-groep werd gevoerd door [A], schoonzoon van [geïntimeerde 1].
3.1.2Bij overeenkomst van 17 juli 2001 heeft [geïntimeerde 1] zijn aandelen in Meepo Holding verkocht aan Klein Duin Beheer B.V., statutair gevestigd te Bosch en Duin (hierna: KDB). [B] is bestuurder/aandeelhouder van KDB. De andere 50% van de aandelen Meepo Holding bleef in handen van [geïntimeerde 2], middels diens vennootschap A.T.P. Hasselt Beheer B.V., gevestigd te Hasselt (hierna(ATP).
3.1.3De overeenkomst van 17 juli 2001, waarin naast [geïntimeerde 1] en KDB ook [geïntimeerde 2] en [B] partij zijn, houdt in dat de aandelen geacht worden vanaf 1 januari 2001 voor rekening en risico van KDB te zijn en bevat een aantal garanties ten gunste van KDB en/of Meepo Holding. [geïntimeerde 1] is na de overname teruggetreden als bestuurder van Meepo Holding, ten gunste van KDB.
3.1.4Na de overname is bij KDB het vermoeden gerezen dat er onregelmatigheden voorkomen in de administratie van Meepo Holding. Medio 2002 is door Meepo Holding opdracht verstrekt aan PriceWaterhouseCoopers Corporate Finance & Recovery N.V. te Amsterdam ZO (hierna: PWC). Op 3 maart 2004 heeft PWC rapport uitgebracht van haar bevindingen. Eén van de conclusies van het PWC-rapport luidt:
"Gelet op de geconstateerde feiten is de financiële administratie van Meepo Fabricage B.V. en Meepo Montage B.V. voor wat betreft de handelsvorderingen niet juist en volledig voor de jaren 2000 en 2001. Er zijn tevens indicaties dat gelijke opgeld doet voor de jaren 1996 tot en met 1999.
Als gevolg hiervan waren nog niet alle openstaande handelsvorderingen 2001 en ultimo 2000 openstaande handelsvorderingen slechts te identificeren met aanzienlijke onderzoeksinspanningen. Bovendien waren als gevolg van tijdsverloop een aantal vorderingen niet meer te innen."
3.1.5Op 22 december 2004 heeft KDB de overige aandelen Meepo Holding overgenomen van ATP. Per diezelfde datum is [geïntimeerde 2] teruggetreden als bestuurder van Meepo Holding.
3.1.6Sedert 2004 hebben zich talrijke rechtsgedingen bij verschillende fora voorgedaan waarbij Meepo Holding, haar (inmiddels gefailleerde) dochtervennootschappen, KDB, [B], [geïntimeerde 1], diens echtgenote [echtgenote], [geïntimeerde 2], ATP, [A] en diens [echtgenote] (in wisselende samenstellingen) partij zijn geweest. [B] is [in 2009] overleden.
3.1.7Het onderhavige geding tegen [geïntimeerde 1] en [geïntimeerde 2] is ingezet door Meepo Holding, samen met haar dochtervennootschappen Meepo Beheer, Ursus Utilities, Ursus Atmotech en Regent-Eco. Deze dochtervennootschappen zijn op 28 november 2006 failliet verklaard. Bij akte van 14 november 2007 heeft de curator verklaard dat hij het geding namens de failliete dochtervennootschappen van Meepo Holding tegen [geïntimeerde 1] en [geïntimeerde 2] overneemt.
3.1.8Hangende het geding in eerste aanleg heeft KDB zich gewend tot de ondernemingskamer bij het gerechtshof te Amsterdam (hierna: de ondernemingskamer) met het verzoek één of meer deskundigen te benoemen om een onderzoek in te stellen naar het beleid en de gang van zaken van Meepo Holding en haar onderneming en het beleid ten aanzien van haar dochtermaatschappijen.
3.1.9Bij beschikking van 24 juni 2005 heeft de ondernemingskamer een onderzoek bevolen naar de gang van zaken bij Meepo Holding vanaf 1 januari 1998 tot en met 17 juli 2001. Door de hiertoe benoemde deskundige, [deskundige], is op 5 december 2005 rapport uitgebracht. Vervolgens is op 19 november 2006 een rapport uitgebracht door [deskundige 2], die door de ondernemingskamer tot deskundige is benoemd bij beschikking van 19 juni 2006 teneinde aanvullend onderzoek te doen naar het beleid en de gang van zaken bij Meepo Holding, met dien verstande dat dit onderzoek zich mede dient uit te strekken tot het verkrijgen van inzicht in de oorzaken voor de sterke daling van de bankontvangsten onderscheidenlijk de sterke stijging van de saldi afgeboekte handelsvorderingen in het boekjaar 2001.
3.1.10In haar beschikking van 26 juni 2007 heeft de ondernemingskamer overwogen dat het PWC-rapport en de verslagen van [deskundige] en [deskundige 2] voldoende grondslag vormen voor de constatering dat sprake is van onjuist (financieel) beleid van Meepo Holding, maar dat nader onderzoek noodzakelijk is, omdat de verslagen van [deskundige] en [deskundige 2] onvoldoende aanknopingspunten bieden om te kunnen vaststellen van wanneer dit onjuiste beleid dateert en - in samenhang daarmee - welke persoon of personen daarvoor verantwoordelijk moet(en) worden gehouden.
3.1.11Dit nadere onderzoek, waartoe de ondernemingskamer als deskundigen heeft benoemd [deskundige 3] en [deskundige 4], heeft niet (volledig) plaatsgevonden omdat Meepo Holding (het voorschot op) de aanvullende onderzoekskosten (€ 55.000,- excl. btw) niet heeft betaald.
3.1.12Bij beschikking van 13 juli 2001 heeft de ondernemingskamer vastgesteld dat sprake is van wanbeleid van Meepo Holding in de jaren 2000 en 2001, voor zover het betreft de periode tot 17 juli 2001 en heeft de ondernemingskamer een aantal nader in de beschikking omschreven besluiten vernietigd.
3.1.13Door [geïntimeerde 1] zijn nog in het geding gebracht de uitkomsten van twee in opdracht van hemzelf uitgevoerde onderzoeken, namelijk het rapport van 23 november 2011 van AF&T Invest te Enschede en het rapport van dezelfde datum van SMK Accountants te Enschede.
3.1.14In het aangevallen vonnis van 27 juni 2012 heeft de rechtbank onder meer geoordeeld dat zij - anders dan de ondernemingskamer, die op grond van aannemelijkheden beslissingen neemt - in een civiele bodemprocedure heeft uit te gaan van de op de voet van het burgerlijk procesrecht vast te stellen feiten. Er is volgens de rechtbank daarom geen aanleiding om de beslissing van de ondernemingskamer dat het PWC-rapport en de verslagen van [deskundige] en [deskundige 2] voldoende grondslag vormen voor de constatering dat sprake is van onjuist (financieel) beleid van Meepo Holding, over te nemen.
3.1.15Hiertoe heeft de rechtbank onder meer overwogen dat de deskundige [deskundige 2] niet datgene heeft gedaan wat hem was opgedragen en dat aan zijn rapport in dit civiele geschil geen waarde kan worden gehecht, omdat dit niet aan de minimaal daaraan te stellen motiveringsvereisten voldoet. De rechtbank heeft aan één en ander de gevolgtrekking verbonden dat nog ongewis is of [geïntimeerde 1] en/of [geïntimeerde 2] zelf betrokken zijn geweest bij onregelmatigheden in de administratie, dan wel of er zodanige onregelmatigheden hebben plaatsgevonden dat hen daarvan als bestuurders een ernstig verwijt kan worden gemaakt. Naar het oordeel van de rechtbank is het daarom nodig om een deskundigenbericht in te winnen. De te benoemen deskundige zal met een kritische blik voortbouwend op de deskundigenrapporten die reeds in de procedure zijn ingebracht, wederom de administratie van Meepo Holding aan een grondig onderzoek dienen te onderwerpen en - zo mogelijk - antwoord moeten geven op de vraag welke relevante onregelmatigheden in de administratie van Meepo Holding aan te wijzen zijn, wanneer deze hebben plaatsgevonden en wie deze onregelmatigheden al dan niet in samenspraak met een ander of anderen heeft verricht, aldus de rechtbank, waarbij de deskundige ook het rapport van AF&T dient te betrekken.
3.1.16De rechtbank heeft geen aanleiding gezien om af te wijken van het uitgangspunt dat het voorschot op de kosten van de deskundige in beginsel door de eisende partij dient te worden gedeponeerd. Onder aanhouding van iedere verdere beslissing heeft de rechtbank partijen in de gelegenheid gesteld zich hierover bij akte uit te laten, mede in het licht van de omstandigheid dat Meepo Holding eerder niet in staat was het onderzoek van [deskundige 3] en [deskundige 4] te betalen. De rechtbank heeft daarbij benadrukt dat, indien om welke reden dan ook het uitbrengen van een deskundigenbericht achterwege blijft, niet komt vast te staan dat [geïntimeerde 1] en [geïntimeerde 2] hun bestuurstaak onbehoorlijk hebben vervuld, zodat in dat geval de vordering van Meepo Holding voor zover deze is gebaseerd op bestuurdersaansprakelijkheid zal worden afgewezen.
3.1.17In hun akte na het tussenvonnis van 27 juni 2012 hebben Meepo c.s. (onder meer) aangegeven dat zij het niet eens zijn met de beslissing van de rechtbank (en de overwegingen die daaraan ten grondslag liggen) dat onderzoek door een deskundige vereist is en dat Meepo c.s. het voorschot dienen te betalen. Op basis van de voorhanden zijnde gegevens had de rechtbank tot dezelfde conclusie kunnen komen als de ondernemingskamer, aldus Meepo c.s., en voor zover nodig hebben zij (aanvullend) bewijs door getuigen aangeboden. Maar primair hebben Meepo c.s. verzocht om hoger beroep open te stellen van het vonnis van 27 juni 2012, welk verzoek - zoals hierboven in 1.1 reeds is vermeld - door de rechtbank is ingewilligd.