In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 8 oktober 2013 uitspraak gedaan in hoger beroep over een belastingkwestie van een medewerker van het Europees Octrooi Bureau (EOB). De belanghebbende, die de Nederlandse nationaliteit heeft, was in geschil met de Inspecteur van de Belastingdienst over de aanslag in de inkomstenbelasting en de heffing van heffingsrente voor het jaar 2009. De belanghebbende ontving een salaris van het EOB, dat vrijgesteld is van de heffing van inkomstenbelasting, maar had ook een voordeel uit sparen en beleggen dat door de Inspecteur werd belast. De rechtbank Arnhem had eerder de aanslag en de beschikking heffingsrente vernietigd, maar de Inspecteur ging in hoger beroep.
De kern van het geschil was of de belastingheffing over de inkomsten uit sparen en beleggen van de belanghebbende in strijd was met het gelijkheidsbeginsel, gezien het feit dat andere medewerkers van het EOB met een niet-Nederlandse nationaliteit en duurzaam verblijf in Nederland niet in de heffing werden betrokken. Het Hof oordeelde dat de Zetelovereenkomst tussen Nederland en het EOB niet in strijd was met het Protocol inzake voorrechten en immuniteiten van de Europese Octrooiorganisatie, maar dat er wel sprake was van een ongerechtvaardigde ongelijke behandeling. Het Hof stelde vast dat de belanghebbende, net als zijn niet-Nederlandse collega's, gelijk behandeld diende te worden, omdat er geen objectieve rechtvaardiging was voor het onderscheid.
Het Hof vernietigde de aanslag en de beschikking heffingsrente, en bevestigde de uitspraak van de rechtbank dat de belastingheffing in dit geval niet gerechtvaardigd was. De uitspraak benadrukt het belang van het gelijkheidsbeginsel in de belastingheffing en de noodzaak om gelijke gevallen gelijk te behandelen, ongeacht de nationaliteit van de betrokkenen.