3.2.5Opmerking verdient nog dat de in 3.2.4 bedoelde gegevens ook betrekking kunnen hebben op voor de waardevaststelling gebruikte vergelijkingsobjecten.”
7. Blijkens het bezwaarschrift en de aanvulling daarop heeft eiser in bezwaar onder verwijzing naar artikel 40 van de Wet WOZ verzocht om alle stukken die verweerder bij de initiële waardebepaling en bij de behandeling van het bezwaar heeft betrokken.
8. De uitspraak op bezwaar luidt, voor zover van belang:
“KOUDV-factoren en grondstaffel
De door u opgevraagde KOUDV-factoren en grondstaffels zijn op 21 mei 2021 verzonden en u heeft op 25 mei 2021 bevestigd dat u deze heeft ontvangen.
Indexering en kavelmodel
Uit jurisprudentie volgt niet dat ik zonder meer gehouden ben de onderbouwing van de indexering naar waardepeildatum te verstrekken. Hierbij teken ik nog aan dat u aan de hand van de gegevens van het taxatieverslag de gehanteerde indexeringspercentages ook zelf kan berekenen.
Op uw verzoek is het kavelmodel aan u overgelegd. Met de gegevens die zijn overgelegd, is voldoende zorggedragen voor de vereiste inzichtelijkheid en controleerbaarheid van het kavelmodel. Uit de overgelegde gegevens kan immers worden afgeleid welke grondwaarde per vierkante meter wordt gebruikt.”
9. Uit de in beroep overgelegde stukken leidt de rechtbank af dat verweerder aan de gemachtigde van eiser in de bezwaarfase een taxatieverslag heeft toegezonden dat is vastgesteld in overeenstemming met een modeltaxatieverslag als bedoeld in artikel 6 van de Uitvoeringsregeling instructie waardebepaling Wet waardering onroerende zaken. Verweerder heeft onweersproken gesteld op 21 mei 2021 de grondstaffel en een matrix met KOUDV-factoren te hebben toegezonden. Naar het oordeel van de rechtbank was verweerder niet gehouden nader inzicht te geven in de gehanteerde waarde per objectdeel, aangezien eiser daar pas in beroep om heeft verzocht. De toegepaste indexering valt eenvoudig rekenkundig uit de koopsom, de verkoopdatum en de WOZ-waarde van de gebruikte vergelijkingsobjecten af te leiden. Tot het verstrekken van nadere informatie was verweerder bij de gegeven specificatie van het verzoek niet gehouden. Hierbij weegt de rechtbank mee dat eiser de gelegenheid heeft gehad tijdens het hoorgesprek vragen te stellen over de verstrekte gegevens, maar daar kennelijk geen aanleiding toe heeft gezien. Eiser werd reeds in de bezwaarfase bijgestaan door zijn gemachtigde en het voorgaande mag van een professionele gemachtigde verlangd worden. Tevens is de rechtbank van oordeel dat het verweerder vrij staat ervoor te kiezen welke correctiefactoren worden gebruikt. Hierbij is verweerder niet verplicht om alle factoren, te weten; kwaliteit, onderhoud, ligging, doeltreffendheid en uitstraling op te nemen in de matrix. In dit geval hoeft verweerder dus enkel in te gaan op de ligging, kwaliteit en onderhoud, zoals blijkt uit de matrix. Verweerder heeft naar het oordeel van de rechtbank in voldoende mate voldaan aan het verzoek van eiser ex artikel 40, tweede lid, van de Wet WOZ.
De waarde van de onroerende zaken
10. Op grond van artikel 17, tweede lid, van de Wet WOZ, wordt de waarde van een onroerende zaak bepaald op de waarde die aan de onroerende zaak dient te worden toegekend indien de volle en onbezwaarde eigendom daarvan zou kunnen worden overgedragen en de verkrijger de zaak in de staat waarin die zich bevindt, onmiddellijk en in volle omvang in gebruik zou kunnen nemen. Daarbij heeft als waarde te gelden de waarde in het economische verkeer. Dat is de prijs die bij aanbieding ten verkoop op de voor die onroerende zaak meest geschikte wijze na de beste voorbereiding door de meest biedende gegadigde voor de onroerende zaak zou zijn betaald. Op verweerder rust de last aannemelijk te maken dat hij de waarde niet te hoog heeft vastgesteld.
Correcte objectafbakening?
11. De rechtbank stelt vast dat de oppervlakte van het perceel waarop de woning en de recreatiewoning van eiser zijn gelegen in geschil zijn. Verweerder gaat uit van een oppervlakte van 730 m² bij [straat 1] 63 en een oppervlakte van 819 m² bij [straat 1] 65 ZA. Eiser heeft betoogd dat op basis van de tot in zijn beschikking gegevens blijkt dat de objecten onjuist zijn afgebakend en dat er een stuk perceel van [straat 1] 63 bij [straat 1] 65 ZA hoort. Eiser heeft geen gegevens overgelegd ter onderbouwing van de door hem voorgestane oppervlakte. De enkele stelling van eiser dat de oppervlakte in de verkoopadvertentie op een hoger aantal m² is gezet om het pand sneller te kunnen verkopen, is – zonder verdere onderbouwing – onvoldoende om aan de door de heffingsambtenaar genoemde oppervlakte te twijfelen. De rechtbank ziet geen aanleiding om aan de door verweerder gehanteerde oppervlakten, die is onderbouwd met een berekening op basis van de door hem overgelegde bouwtekeningen en de op zitting geloofwaardige weerspreking, te twijfelen.
Heeft verweerder de waarde van [straat 1] 63 onderbouwd?