Uitspraak
GERECHTSHOF AMSTERDAM
1.[appellant 1] ,
[appellant 2],
1.ZINKLOOK B.V.,
1.De zaak in het kort
Het hof oordeelt dat dat niet kan omdat die derde geen partij is bij de overeenkomst, niet met de opdrachtnemer vereenzelvigd kan worden en niet onrechtmatig heeft gehandeld als onderaannemer. De tekortkoming van de opdrachtnemer staat vast. Anders dan hij aanvoert, kan uit de onderhandelingen die partijen hebben gevoerd over een minnelijke regeling niet worden afgeleid dat de opdrachtgever terug heeft willen komen op zijn eerdere omzettingsverklaring. De opdrachtnemer verkeert in verzuim en van schuldeisersverzuim is geen sprake. Daarmee is de opdrachtnemer schadeplichtig. Wat betreft de hoogte van de schade volgt het hof het subsidiaire standpunt van de opdrachtgever en sluit het hof aan bij een deskundigenrapport van BDA. Dat is naar het oordeel van het hof deugdelijk (tot stand gekomen) en hoeft niet buiten beschouwing te worden gelaten. De (deels voorwaardelijke) vermeerdering van eis in hoger beroep wordt gedeeltelijk toegewezen. Het hof bekrachtigt het vonnis in eerste aanleg.
2.Het geding in hoger beroep
mr. Ebbink voornoemd, beiden aan de hand van spreekaantekeningen die zijn overgelegd.
primair:
- Zinklook en ZLM hoofdelijk dan wel ieder afzonderlijk zal veroordelen tot betaling aan [appellanten] van € 6.876,28 aan beslag- en executiekosten, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 17 mei 2021 dan wel 26 november 2021;
primaireen verklaring voor recht dat [appellanten] hun recht op schadevergoeding hebben verloren,
subsidiaireen verklaring voor recht dat Zinklook niet deugdelijk in gebreke is gesteld en derhalve niet in verzuim was en
meer subsidiairbenoeming van een deskundige, met veroordeling van [appellanten] in de kosten van het incidenteel appel.
3.Feiten
€ 26.620,- (inclusief btw) voor het leveren en monteren van dak- en gevelbeplating aan de woning. Deze offerte is door [appellant 1] en/of [appellant 2] geaccepteerd, waardoor een overeenkomst tot stand is gekomen (hierna: de overeenkomst).
‘Ik wil graag vandaag weten wanneer jullie komen. Wij komen zwaar in de problemen met de garantie.’
‘Komt goed. We maken het echt af.’heeft Zinklook hierop geen antwoord gegeven.
‘Eind deze maand willen we over dus gevel moet af.’
‘Voor een dubbeltje op de eerste rij zitten werkt niet en dat kan ik weten als professor.’
€ 49.914,25 inclusief btw.
€ 9.720,-.
4.Eerste aanleg
16 december 2020;
subsidiairIII. voor recht verklaart dat Zinklook en ZLM dan wel ieder afzonderlijk onrechtmatig jegens [appellanten] hebben gehandeld;
IV. Zinklook en ZLM dan wel ieder afzonderlijk veroordeelt tot betaling van
€ 63.689,05 aan schadevergoeding, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf
16 december 2020;
primair en subsidiairV. Zinklook en ZLM hoofdelijk dan wel ieder afzonderlijk veroordeelt tot betaling van € 1.950, - (exclusief btw) aan redelijke kosten verband houdende met de vaststelling van schade en aansprakelijkheid, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf
16 december 2020;
VI. Zinklook en ZLM hoofdelijk dan wel ieder afzonderlijk veroordeelt tot betaling van de buitengerechtelijke incassokosten van € 1.365, -, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de datum van het exploot;
VII. Zinklook en ZLM hoofdelijk dan wel ieder afzonderlijk veroordeelt tot betaling van de beslagkosten ter hoogte van € 7.388,30, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de datum van het exploot;
VIII. Zinklook en ZLM hoofdelijk dan wel ieder afzonderlijk veroordeelt in de proceskosten, waaronder de nakosten, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de datum van het vonnis.
ZLM afgewezen. Ten aanzien van Zinklook heeft de rechtbank voor recht verklaard dat zij is tekortgeschoten in de nakoming van de overeenkomst. Zinklook is verder
- uitvoerbaar bij voorraad - door de rechtbank veroordeeld tot betaling aan [appellanten] van (i) € 22.990,- aan schadevergoeding vermeerderd met de wettelijke rente vanaf
17 mei 2021, (ii) € 1.950,- exclusief btw aan kosten ter vaststelling van de schade vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 20 november 2021, (iii) € 1.215,93 aan
20 november 2021, (iv) € 2.336,45 aan beslagkosten vermeerderd met de wettelijke rente vanaf veertien dagen na de datum van het vonnis, en (v) de proceskosten inclusief nakosten vermeerderd met de wettelijke rente.
(vii) [appellanten] die verklaring door het sluiten van een vaststellingsovereenkomst niet heeft herroepen. De rechtbank heeft het primair aan schadevergoeding gevorderde bedrag (gebaseerd op de offerte van All-in-Fells) afgewezen en aansluiting gezocht bij het rapport van BDA van 16 maart 2021. Aan de hand daarvan heeft zij de schade begroot op € 22.990,- inclusief btw.
5.Beoordeling
Bij de beantwoording van deze vraag moet worden vooropgesteld dat, zoals het Hof kennelijk en terecht tot uitgangspunt heeft genomen, door degene die (volledige of overheersende) zeggenschap heeft over twee rechtspersonen, misbruik kan worden gemaakt van het identiteitsverschil tussen deze rechtspersonen, en dat hetgeen met zodanig misbruik werd beoogd, in rechte niet behoeft te worden gehonoreerd. Het maken van zodanig misbruik zal in de regel moeten worden aangemerkt als een onrechtmatige daad, die verplicht tot het vergoeden van de schade die door het misbruik aan derden wordt toegebracht. Deze verplichting tot schadevergoeding zal dan niet alleen rusten op de persoon die met gebruikmaking van zijn zeggenschap de betrokken rechtspersonen tot medewerking aan dat onrechtmatig handelen heeft gebracht, doch ook op deze rechtspersonen zelf, omdat het ongeoorloofde oogmerk van degene die hen beheerst rechtens dient te worden aangemerkt als een oogmerk ook van henzelf. De omstandigheden van het geval kunnen evenwel ook zo uitzonderlijk van aard zijn dat vereenzelviging van de betrokken rechtspersonen - het volledig wegdenken van het identiteitsverschil - de meest aangewezen vorm van redres is (vgl. het geval dat aan de orde was in HR 9 juni 1995, nr. 8551, NJ 1996, 213).
[appellanten] Zinklook kunnen aanspreken voor de door hen gevorderde vervangende schadevergoeding.
‘Eind deze maand willen we over dus gevel moet af’. Op 5 september 2020 hebben [appellanten] aan Zinklook gemeld dat er een lekkage bij de dakkapel was die snel moest worden opgelost in verband met het plaatsen van de vloer. Nadien werd de situatie steeds klemmender, waarbij meespeelt dat [appellanten] afhankelijk waren van andere werklieden, zoals de stukadoor en een timmerman. Omdat het niet lukte tot afspraken te komen met Zinklook, heeft [appellant 2] op 10 oktober 2020 - na nog diverse rapellen - aan de (nood)bel getrokken en [naam 2] gevraagd haar te berichten hoe hij verder wil gaan. [naam 2] heeft daarop diezelfde dag onder meer geantwoord:
‘Voor een dubbeltje op de eerste rij zitten werkt niet en dat kan ik weten als professor.’Uit die mededeling - waarna het (wederom) stil bleef van de kant van Zinklook - mochten [appellanten] redelijkerwijs afleiden dat Zinklook niet meer zou nakomen. Vanaf 10 oktober 2020 was Zinklook derhalve in verzuim. Dat er op een later moment nog contact tussen partijen heeft plaats gevonden doet hier niet aan af (HR 12 april 2024, ECLI:NL:HR:2024:575).
€ 22.990,- inclusief btw heeft toegewezen aan vervangende schadevergoeding, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf 17 mei 2021. Benoeming van een deskundige, zoals in incidenteel appel door Zinklook verzocht, is niet aan de orde.