Uitspraak
1.Procesverloop
2.Uitgangspunten en feiten
De datum waarop het verzuim is ingetreden
3.Beoordeling van het middel
4.Beslissing
12 april 2024.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 12 april 2024 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure die volgde op een geschil over de levering van een bedrijventerrein. De eiser, vertegenwoordigd door zijn advocaat J. van Weerden, had een vordering ingesteld tegen de verweerders, die in verstek waren gegaan. De kern van het geschil betrof de vraag of de schuldeiser afstand had gedaan van zijn recht om zich op het ingetreden verzuim te beroepen, zoals bedoeld in artikel 6:83 van het Burgerlijk Wetboek. De Hoge Raad oordeelde dat het verzuim was ingetreden op 3 februari 2017, en dat de eerdere mededeling van verweerder 1 op 19 januari 2017 voldoende was om dit verzuim te constateren. De Hoge Raad vernietigde het arrest van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden en verwees de zaak naar het gerechtshof 's-Hertogenbosch voor verdere behandeling. Tevens werden de verweerders veroordeeld in de kosten van het geding in cassatie.