Uitspraak
1.Procesverloop
2.Beoordeling van het middel
3.Beslissing
27 september 2024.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 27 september 2024 uitspraak gedaan in het cassatieberoep van OI European Group B.V. (hierna: OIEG) tegen de uitspraak van het gerechtshof Den Haag. OIEG had een vordering ingesteld tegen verschillende vennootschappen, waaronder PDVSA c.s., met als doel veroordeling van het staatsoliebedrijf van Venezuela tot betaling van een schuld. De Hoge Raad verwijst naar eerdere vonnissen van de rechtbank Den Haag en een arrest van het gerechtshof Den Haag, waaruit blijkt dat de vordering van OIEG eerder was afgewezen. De Hoge Raad heeft de klachten van OIEG over de onjuiste toepassing van het leerstuk van vereenzelviging beoordeeld, maar oordeelt dat deze klachten niet kunnen leiden tot vernietiging van het arrest van het hof. De Hoge Raad heeft geen verdere motivering gegeven, aangezien de vragen die aan de orde zijn niet van belang zijn voor de ontwikkeling van het recht. Uiteindelijk heeft de Hoge Raad het cassatieberoep verworpen en OIEG veroordeeld in de kosten van het geding, die zijn begroot op € 14.229,-- aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris, vermeerderd met wettelijke rente indien deze kosten niet tijdig worden voldaan.