Uitspraak
GERECHTSHOF AMSTERDAM
1.Ontstaan en loop van het geding
- verklaart de beroepen ongegrond;
- veroordeelt verweerder tot vergoeding van de door eiser geleden immateriële schade tot een bedrag van € 916,67;
- veroordeelt de Staat (de Minister van Veiligheid en Justitie) tot vergoeding van de door eiser geleden immateriële schade tot een bedrag van € 83,33;
- veroordeelt verweerder en de Staat (de Minister van Veiligheid en Justitie) in de proceskosten van eiser, elk tot een bedrag van € 379,50; en
- gelast dat verweerder en de Staat (de Minister van Veiligheid en Justitie) het door eiser betaalde griffierecht vergoeden, elk tot een bedrag van € 24,50.”
2.2. Feiten
Met ingang van 1 februari 2015 huurden eiser en zijn echtgenote de woning aan de
[adres 2] te [plaatsnaam Duitsland] . Het betreft een huurovereenkomst voor onbepaalde tijd.
Op 4 mei 2015 heeft eiser een overeenkomst getekend met [B] . De overeenkomst behelst een opdracht tot verhuur voor de woning aan [adres 1] (‘ [A] ’) voor de periode van 1 januari 2015 tot 1 januari 2017, waarbij eiser zich het recht voorbehoudt over de woning te beschikken voor een periode van ten hoogste 62 dagen per kalenderjaar. Deze woning is in 2015 voor 185 dagen verhuurd geweest en in 2016 voor 193 dagen.
Hof: 2016] tot heden: [adres 1] te [Z] , Nederland.
Hof: de pensioenuitkeringen van Stichting pensioenfonds [C]] wordt daarna overgemaakt op de Duitse bankrekening
Hof: te [plaatsnaam Spanje]]”
3.Geschil voor het Hof
4.Oordeel van de rechtbank
woonplaats naar nationaal recht
- De periode waarin eiser stelt in Duitsland te hebben gewoond is relatief kort geweest (4 februari 2015 tot 20 december 2016, blijkens zijn aangiften). Eiser heeft vooraf een overeenkomst gesloten met [B] voor de verhuur van zijn woning (‘ [A] ’) voor de periode van 1 januari 2015 tot 1 januari 2017. Deze periode eindigde op het moment dat eiser niet langer met een beroep op artikel 33, zesde lid, van het Belastingverdrag Nederland-Duitsland 2012 de voordelen kon genieten van het Belastingverdrag Nederland-Duitsland 1959. Deze omstandigheden vormen een aanwijzing dat vooraf reeds het voornemen bestond om na ommekomst van twee jaar terug te keren naar Nederland en de woning weer permanent te betrekken.
- Op zichzelf behoeft dat niet in de weg te staan aan een Duitse woonplaats, Echter, eiser heeft een substantieel gedeelte van de periode waarin in hij in Duitsland zou hebben gewoond in Nederland verbleven (respectievelijk 61 en 69 dagen). Uit de door hem verstrekte overzichten van de plaatsen waar hij verbleef, blijkt dat hij vrijwel iedere maand van 2015 en 2016 één of meer dagen in Nederland te vinden was. Hij kon vrijwel al die dagen verblijven in zijn eigen woning, aangezien hij zich in de overeenkomst met [B] het recht had voorbehouden om zelf maximaal 62 dagen per jaar over zijn woning te blijven beschikken. Ook dit duidt erop dat eiser zijn persoonlijke banden van duurzame aard met Nederland nimmer heeft verbroken.
- Die banden bestonden – behalve het reeds genoemde Nederlanderschap van eiser en zijn terugkerende verblijf hier te lande – met name erin dat de zoon van eiser, die leed onder de gevolgen van een hersenbeschadiging, in Nederland is blijven wonen en dat eiser economische activiteiten in Nederland bleef ontplooien, te weten de verhuur van onroerende zaken. Uit het eerder genoemde overzicht van verblijfplaatsen blijkt in dit verband dat eiser zelf (deels) de verbouwing van zijn zomerhuis in [Z] (‘ [A2] ’) uitvoerde of daar persoonlijk toezicht op hield.
- Aan de gestelde woonplaats in Duitsland doet bovendien af dat eiser in de desbetreffende periode langere tijd verbleef in [plaatsnaam Spanje] aan de Costa del Sol in Spanje (respectievelijk 124 en 115 dagen), waar hij voorafgaand aan de gestelde verhuizing naar Duitsland reeds een vakantiewoning bezat. Al met al bevond eiser zich niet meer dan respectievelijk 146 en 178 dagen in Duitsland.
- De rechtbank onderkent dat eiser ten tijde van de gestelde emigratie niet meer in dienstbetrekking werkzaam was en dat hij door zijn lidmaatschappen van Nederlandse sportorganisaties (voetbal, golf, schaatsen, tennis) op te zeggen, lid te worden van de [naam sportclub] en zich in [plaatsnaam Duitsland] toe te leggen op de ski- en de fietssport een niet onbelangrijk deel van zijn persoonlijke levensbelangen naar Duitsland heeft verlegd. Mede in het licht van de hiervoor opgesomde omstandigheden is dit echter onvoldoende om te kunnen spreken van duurzame banden van persoonlijke aard met Duitsland.
- Datzelfde geldt voor het overzetten van een aantal verzekeringen naar Duitsland, de uitvoer van eisers auto naar Duitsland en de verkoop van zijn Nederlandse boot.
- Aan de omstandigheden dat eiser zowel in Nederland als in Duitsland telefoonnummers aanhield en aangifte deed, komt naar het oordeel van de rechtbank geen belang toe, omdat deze omstandigheden tezamen beschouwd niet wijzen op een woonplaats in het ene of het andere land.
- Van bijzondere omstandigheden die zouden maken dat eiser naar de maatstaven van artikel 4, eerste lid, van de AWR zowel in Nederland als in een ander land zou wonen, is de rechtbank niet gebleken.
Hof: bedoeld is: Duitsland] had. Artikel 3 van het Belastingverdrag Nederland-Duitsland 1959 bepaalt daarover, voor zover thans relevant, het volgende:
5.5. Beoordeling van het geschil
6.Kosten
7.Beslissing
de Hoge Raad der Nederlanden via het webportaal van de Hoge Raad www.hogeraad.nl.
de Hoge Raad der Nederlanden (belastingkamer), postbus 20303, 2500 EH Den Haag. Alle andere personen en gemachtigden die beroepsmatig rechtsbijstand verlenen, zijn in beginsel verplicht digitaal te procederen (zie www.hogeraad.nl).
Wie niet verplicht is om digitaal te procederen, kan op vrijwillige basis digitaal procederen. Hieronder leest u hoe een cassatieberoepschrift wordt ingediend.
www.hogeraad.nl. Informatie over de inlogmiddelen vindt u op
www.hogeraad.nl.
Een professionele gemachtigde moet altijd digitaal procederen, ongeacht voor wie de gemachtigde optreedt. Degene die op papier mag procederen en dat ook wil, kan het beroepschrift in cassatie sturen aan
de Hoge Raad der Nederlanden (belastingkamer), postbus 20303, 2500 EH Den Haag.