ECLI:NL:GHAMS:2024:2483
Gerechtshof Amsterdam
- Beschikking
- Rechtspraak.nl
Verlenging ondertoezichtstelling minderjarige niet mogelijk na afloop termijn
In deze zaak gaat het om de ondertoezichtstelling van de minderjarige [minderjarige], die op 6 januari 2024 van rechtswege is geëindigd. De kinderrechter in de rechtbank Noord-Holland had eerder het verzoek van de gecertificeerde instelling (GI) om de ondertoezichtstelling te verlengen afgewezen. De vader, die het niet eens was met deze beslissing, heeft hoger beroep ingesteld. Tijdens de zitting op 27 juni 2024 waren de vader, de moeder, de GI en de Raad voor de Kinderbescherming aanwezig. De vader heeft aangegeven dat hij al vier jaar probeert om omgang te krijgen met [minderjarige] en dat hij zich zorgen maakt over de ontwikkeling van het kind. De GI heeft in eerste instantie om verlenging van de ondertoezichtstelling verzocht, maar heeft zich neergelegd bij de beslissing van de kinderrechter. De moeder steunt de beslissing van de kinderrechter en ziet geen noodzaak voor een ondertoezichtstelling.
Het hof heeft overwogen dat de vader als belanghebbende kan worden aangemerkt, omdat hij de biologische en juridische ouder van [minderjarige] is. Het hof heeft echter vastgesteld dat de ondertoezichtstelling van rechtswege is geëindigd en dat het verzoek van de vader om verlenging niet toewijsbaar is. Het hof heeft wel opgemerkt dat er nog steeds sprake is van een ernstige ontwikkelingsbedreiging voor [minderjarige], maar dat de GI geen hoger beroep heeft ingesteld tegen de afwijzing van de kinderrechter. Het hof heeft de bestreden beschikking bekrachtigd en het verzoek van de vader in hoger beroep afgewezen, met de mogelijkheid voor de Raad voor de Kinderbescherming om een nieuw verzoek in te dienen bij de kinderrechter.