Uitspraak
GERECHTSHOF AMSTERDAM
1.De zaak in het kort
2.Het geding in hoger beroep
3.Feiten
4.De eerste aanleg
5.Beoordeling
€ 14.627
- hoofdsom eerste aanleg € 258.713,00
- vermindering belastingrente € 4.070,00 -/-
- vermindering beleggingsverlies € 1.716,00 -/-
- vermeerdering kosten adviseur
In eerste aanleg heeft [appellant] verder nog aangevoerd dat als de aanmerkelijkbelangwinst bij [naam] was belast, haar belastingschuld IB hoger was geweest en deze schuld in mindering gebracht had kunnen worden op haar nalatenschap, zodat er minder erfbelasting betaald had hoeven te worden. De rechtbank is op basis van de toelichting van partijen tijdens de mondelinge behandeling tot de conclusie gekomen dat de hoogte van de erfbelasting inmiddels is hersteld en dat partijen het erover eens zijn dat [appellant] ten aanzien daarvan geen schade heeft geleden. Dat is niet in geschil in hoger beroep. Op dit punt heeft [appellant] zijn vordering ook verminderd.
Het hof komt eveneens tot de conclusie dat het jaartal 2016 niet juist kan zijn. In de inleidende dagvaarding onder 8 stelt [appellant] immers dat hij in mei 2017 (voor het eerst) met Fimac contact opnam over de voorlopige aanslagen IB en de aanslag erfbelasting en onder 13 daarvan dat na het opleggen van de definitieve aanslagen middelen vanuit de vennootschap zijn vrijgemaakt om de aanslagen te kunnen voldoen. De uiteindelijke navorderingsaanslag IB 2016 dateert van 19 mei 2020.
what if) situatie bij het wegdenken van die fout (hierna: de hypothetische situatie zonder fout).
what ifscenario zou [appellant] weliswaar niet de belastingrente van in totaal € 12.118 hebben moeten betalen, maar zou hij het totale bedrag aan inkomstenbelasting waarover deze rente is berekend op grond van een voorlopige aanslag jaren eerder hebben moeten betalen en zodoende over die jaren - al dan niet via zijn vennootschap - geen rendement hebben kunnen behalen over dat bedrag. In de werkelijke situatie met fout heeft het aanhouden van de beleggingen, dan wel het op andere wijze niet hoeven financieren van de voorlopige aanslag geleid tot een voordeel voor [appellant] , dat bij de begroting van de schade dient te worden betrokken. Dat voordeel kan niet nauwkeurig worden vastgesteld. Het hof schat dat voordeel van het langer kunnen aanhouden van de beleggingen of het anderszins niet hoeven financieren van de voorlopige aanslag het bedrag aan in rekening gebrachte belastingrente ongeveer met een derde heeft verminderd. Het hof begroot tegen die achtergrond de belastingrenteschade als gevolg van het handelen van Fimac op een totaalbedrag van € 8.100 Grief II slaagt daarmee gedeeltelijk.
terugbetaling aan hem in privé kan dus geen sprake zijn. Indien en voor zover de vennootschap de facturen heeft betaald, wordt verwezen naar het overwogene in 5.16.
benchmarkin aanmerking genomen, te weten de kosten die Fimac aan [appellant] in rekening heeft gebracht blijkens door [appellant] overgelegde facturen. De uurprijs van Fimac komt blijkens de overgelegde facturen uit op € 192 excl. BTW. Die kosten zijn volgens [appellant] vergelijkbaar met de aan hem in totaal gefactureerde kosten van de adviseur.
€ 4.428(tarief VI, 1 punt)