Uitspraak
GERECHTSHOF AMSTERDAM
1.Ontstaan en loop van het geding
- verklaart het beroep ongegrond;
- veroordeelt verweerder tot vergoeding van de immateriële schade van eiser tot een bedrag van € 37,50;
- veroordeelt de Staat der Nederlanden (de minister van Justitie en Veiligheid) tot vergoeding van de immateriële schade van eiser tot een bedrag van € 12,50;
- veroordeelt verweerder en de Staat der Nederlanden (de minister van Justitie en Veiligheid) in de proceskosten van eiser, ieder tot een bedrag van (afgerond) € 104,65, en
- draagt verweerder en de Staat der Nederlanden (de minister van Justitie en Veiligheid) op het betaalde griffierecht aan eiser te vergoeden, ieder tot een bedrag van € 24,50.”
2.Feiten
- Op 12 maart 2021 zijn per e-mail door de heffingsambtenaar aan belanghebbende gezonden: het taxatieverslag van de woning, het bijgebouwenmodel en het kavelmodel van de gemeente Heemskerk met waardepeildatum 1 januari 2020;
- Op 30 juli 2021 heeft een telefonische hoorzitting plaatsgevonden. In het verslag van de hoorzitting staat:
U geeft aan dat er vanuit de gemeente geen goede onderbouwing is.
De taxateur heeft de taxatie gecontroleerd en is tot de conclusie gekomen dat de woning is onderbouwd met [vergelijkingsobject 1] , verkocht op 23 december 2019 voor
€ 519.000,--, [vergelijkingsobject 2] , verkocht op 11 februari 2020 voor € 570.000,--, en [vergelijkingsobject 3] , verkocht op 28 februari 2020 voor € 525.000,--.”
3.Geschil in hoger beroep
4.Het oordeel van de rechtbank
afgerond 28 maanden bedraagt. De redelijke termijn is daarom overschreden met afgerond vier maanden. Daarmee correspondeert in beginsel een vergoeding van immateriële schade van € 500.
€ 50 per half jaar (afgerond) termijnoverschrijding tegenover zou moeten staan. Gelet op de duur van de overschrijding stelt de rechtbank de hoogte van de immateriële schadevergoeding dan ook vast op € 50. Van de overschrijding zijn (afgerond) drie maanden aan de bezwaarfase toe te rekenen (die is voltooid toen verweerder op 18 november 2021 uitspraak op bezwaar deed) en één maand aan de Staat (de minister van Justitie en Veiligheid). Van het bedrag van € 50 dient verweerder daarom (3/4 x € 50 =) € 37,50 te vergoeden en de Staat (de minister van Justitie en Veiligheid) (1/4 x € 50 =) € 12,50.
5.Beoordeling van het geschil in hoger beroep
Het Hof verwijst in dit verband naar de conclusie van Advocaat-Generaal P.J. Wattel van 17 november 2023 in een thans bij de Hoge Raad aanhangige zaak (ECLI:NL:PHR:2023:1042). Nog afgezien daarvan is het bedrag van de schadevergoeding slechts als uitgangspunt € 500 per half jaar overschrijding van de redelijke termijn. Dat impliceert ruimte voor afwijkingen in bijzondere gevallen, zoals gevallen waarin dat bedrag, gelet op de omstandigheden van het concrete geval, als (overwegend) onbillijk is te beschouwen.”
€ 219,36. In een uitspraak van de ABRvS van 2 december 2009, ECLI:NL:RVS:2009:BK5070, ro. 2.6.4, vormt een gering financieel belang in combinatie met een evidente wanverhouding tussen het procesbelang en de vergoeding de reden voor het toekennen van een lager bedrag aan schadevergoeding. Het Hof neemt dit ook tot uitgangspunt en gaat ervan uit dat bij een geringer financieel belang in het algemeen eveneens sprake is van geringere psychische schade. Een uitzondering op dit uitgangspunt kan zich bijvoorbeeld voordoen als bij een geschil nog een ander belang speelt dan de enkele vaststelling van te betalen bedragen, bijvoorbeeld een accusatoir karakter van de beschikking, een belangrijk processueel gevolg daarvan voor gerelateerde zaken (zoals het geval kan zijn bij een informatiebeschikking), of als aannemelijk is dat de betrokkene voor de uit de beschikking volgende betalingsverplichting geen uitstel kreeg en daarom – ondanks het beperkte beloop daarvan – in financiële problemen is gekomen. Dergelijke uitzonderingen doen zich in de onderhavige zaak echter allemaal niet voor.
6.Kosten
7.Beslissing
de Hoge Raad der Nederlanden via het webportaal van de Hoge Raad www.hogeraad.nl.
de Hoge Raad der Nederlanden (belastingkamer), postbus 20303, 2500 EH Den Haag. Alle andere personen en gemachtigden die beroepsmatig rechtsbijstand verlenen, zijn in beginsel verplicht digitaal te procederen (zie www.hogeraad.nl).
de Hoge Raad der Nederlanden (belastingkamer), postbus 20303, 2500 EH Den Haag.