Uitspraak
GERECHTSHOF AMSTERDAM
1.Ontstaan en loop van het geding
bezwaar is vastgesteld;
2.Feiten
Proceskostenvergoeding bezwaarfase
3.Geschil in hoger beroep
4.Het oordeel van de rechtbank
€ 121,95 in 2018 naar € 136,19 in 2022. Het uurtarief uit de Richtlijn 2018 van € 53,- is sindsdien echter in het geheel niet meer geïndexeerd. Eiser stelt zich op het standpunt dat het niet-indexeren van de bedragen uit de Richtlijn 2018 niet is toegestaan, waarbij hij verwijst naar de uitspraak van de Hoge Raad (HR) van 27 mei 2022.[
voetnoot 1: ECLI:NL:HR:2022:752.] Eiser vindt dat het uurtarief aangaande taxatiewerkzaamheden in 2022 ten minste € 59,19 dient te bedragen. Voor 2023 dient volgens eiser een geïndexeerd uurtarief van € 62,- te worden aangenomen.
€ 53,- zoals dat in de Richtlijn 2018 is opgenomen, leidend is.
voetnoot 2: ECLI:NL:HR:2012:BX0904.] om beleid te ontwikkelen voor uniforme toepassing van de te hanteren uurtarieven voor de vergoeding van de kosten van een taxatieverslag in procedures over de WOZ-waarden. In de Richtlijn 2018 is specifiek voorzien in een vast uurtarief van € 53,- per uur voor deskundigen met betrekking tot woningtaxaties in het kader van de WOZ. In de Richtlijn 2018 is niet voorzien in een jaarlijkse indexatie van dit uurtarief. De omstandigheid dat het uurtarief genoemd in artikel 6 van het Bts sinds 2018 wel jaarlijks is geïndexeerd, maakt niet dat verweerder daarom niet het in de Richtlijn 2018 vastgestelde tarief kon toepassen. In artikel 6 van het Bts is immers bepaald dat een tarief van ten hoogste € 142,75 per uur geldt voor werkzaamheden van deskundigen waarvoor geen speciaal tarief is bepaald. Met de Richtlijn 2018 is juist voorzien in een speciaal tarief voor taxatiewerkzaamheden in het kader van de WOZ.
voetnoot 3: Zie het arrest van de HR van 27 november 2015, ECLI:NL:HR:2015:3370.] waarin de HR heeft geoordeeld dat de Richtlijn 2018 de rechter bindt op grond van algemene beginselen van behoorlijke rechtspleging en aan te merken is als recht in de zin van artikel 79 van de Wet op de rechterlijke organisatie. De rechtbank acht het vanuit het oogpunt van rechtseenheid en rechtszekerheid ook wenselijk dat in het kader van de proceskostenvergoeding bij woningtaxaties in het kader van de WOZ uit wordt gegaan van eenzelfde uurtarief. [
voetnoot 4: Zie ook de uitspraak van de rechtbank Gelderland van 28 juli 2017, ECLI:NL:RBGEL:2017:4027.]
De rechtbank ziet geen aanleiding om in dit individuele geval hiervan af te wijken.
Richtsnoer proceskostenvergoeding zoals deze als bijlage gepubliceerd bij de uitspraken van 11 november 2021 van de gerechtshoven Den Bosch, Den Haag en Arnhem-Leeuwarden.[
voetnoot 5: Zie respectievelijk: ECLI:NL:GHSHE:2021:3315; ECLI:NL:GHDHA:2021:2131 en ECLI:NL:GHARL:2021:10307.] Voor zaken met een zeer licht gewicht wordt in beginsel een wegingsfactor van 0,25 aangehouden. Daarbij gaat het onder meer om evidente tel- en rekenfouten en daarmee gelijk te stellen misslagen. In onderhavige zaak is daarvan naar het oordeel van de rechtbank sprake nu het beroep gegrond is omdat ten onrechte de kadasterkosten en twee uur van het deskundigenrapport niet zijn vergoed omdat eerder niet voldoende duidelijk was dat het taxatie met een inpandige opname betrof.”
5.Beoordeling van het geschil
6.Kosten
- bezwaar: (4 uur x € 53 (tarief) x 1,21 = ) € 256,52 + € 310 (beroepsmatige rechtsbijstand) + € 4,50 (kadasterkosten) = € 571,02
- hoger beroep: 2 punten (hogerberoepschrift en zitting) x € 875 x 0,25 (wegingsfactor) = € 437,50
7.Beslissing
- vernietigt de uitspraak van de rechtbank, behoudens de beslissingen inzake de vergoeding van proceskosten in beroep (tot een bedrag van € 418,50) en griffierecht;
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt de uitspraak op bezwaar voor zover daarbij de kostenvergoeding in bezwaar is vastgesteld;
- veroordeelt de heffingsambtenaar in de (proces)kosten van belanghebbende in bezwaar en hoger beroep tot een totaalbedrag van € 1.008,52;
- draagt de heffingsambtenaar op aan belanghebbende het in hoger beroep betaalde griffierecht van € 136 te vergoeden;
- beslist dat, indien de bedragen van de door de rechtbank vastgestelde vergoedingen van (proces)kosten van [€ 485,50 (bezwaar) + € 418,50 (beroep) =] € 904 en griffierecht (€ 50) niet tijdig aan belanghebbende zijn vergoed, de wettelijke rente daarover is gaan lopen vier weken na de datum waarop de rechtbank haar uitspraak heeft gedaan tot de dag van de algehele voldoening, en
- beslist dat, indien de bedragen van de door het Hof vastgestelde aanvullende kostenvergoeding voor de bezwaarfase (van € 85,52) en vergoedingen van proceskosten in hoger beroep (€ 437,50) en griffierecht in hoger beroep (€ 136) niet tijdig worden vergoed, de wettelijke rente daarover gaat lopen vier weken na de datum waarop deze uitspraak is gedaan.
de Hoge Raad der Nederlanden via het webportaal van de Hoge Raad www.hogeraad.nl.
de Hoge Raad der Nederlanden (belastingkamer), postbus 20303, 2500 EH Den Haag. Alle andere personen en gemachtigden die beroepsmatig rechtsbijstand verlenen, zijn in beginsel verplicht digitaal te procederen (zie www.hogeraad.nl).
www.hogeraad.nl. Informatie over de inlogmiddelen vindt u op
www.hogeraad.nl.
de Hoge Raad der Nederlanden (belastingkamer), postbus 20303, 2500 EH Den Haag.