2.1.De rechtbank heeft onder het kopje ‘overwegingen’ de volgende feiten vastgesteld (in de uitspraak van de rechtbank wordt belanghebbende aangeduid als ‘eiseres’ en de inspecteur als ‘verweerder’):
1. Eiseres was tot 22 februari 2018 gehuwd met [ex-partner] (ex-partner). Voor het jaar 2016 zijn eiseres en de ex-partner fiscaal partners.
2. De aangifte IB/PVV 2016 van eiseres is op 24 mei 2017 door [A] ingediend. Het hierin aangegeven inkomen uit werk en woning bedraagt nihil. In de aangifte is een restant persoonsgebonden aftrek aangegeven. Verdere persoonsgebonden aftrekposten, zoals specifieke zorgkosten, zijn niet in de aangifte van eiseres opgenomen.
Op diezelfde dag heeft [A] de aangifte IB/PVV 2016 van de ex-partner van eiseres ingediend. In de aangifte van de ex-partner is een bedrag van € 4.280 (na toepassing van de drempel) als specifieke zorgkosten in aftrek gebracht op zijn inkomen uit werk en woning.
3. Eiseres heeft bij brief van 3 december 2018 verzocht om de specifieke zorgkosten van € 4.280 volledig toe te bedelen aan eiseres. Het verzoek bevat een handtekening van eiseres en haar ex-partner.
4. Verweerder heeft met dagtekening 9 januari 2019 de definitieve aanslag IB/PVV 2016 aan eiseres opgelegd. In afwijking van de aangifte heeft verweerder het aangegeven bedrag restant persoonsgebonden aftrek gecorrigeerd tot nihil. Verweerder heeft bij het opleggen van de aanslag IB/PVV 2016 (nog) geen rekening gehouden met het verzoek van eiseres om de specifieke zorgkosten volledig aan haar toe te bedelen.
5. Eiseres heeft bij brief van 31 januari 2016 verzocht om de specifieke zorgkosten van € 3.180 (€ 4.280 -/- € 1.100) toe te bedelen aan eiseres en € 1.100 aan de ex-partner. Het verzoek bevat een handtekening van eiseres en haar ex-partner.
6. Verweerder heeft op 28 mei 2019 eiseres (per e-mail) bericht dat, indien de verdeling van de specifieke zorgkosten gewijzigd dient te worden, hij graag van zowel haar als haar ex-partner een nieuwe aangifte ontvangt. Eiseres heeft hier niet op gereageerd.
7. Ook heeft verweerder op 28 mei 2019 (per e-mail) contact opgenomen met haar ex-partner. Op diezelfde dag heeft de ex-partner hier als volgt op gereageerd:
“Wanneer mevrouw [X] zelf aangifte van 2016 mag laten herberekenen kan dit gebeuren op haar eigen naam en verantwoordelijkheid. Ik zie af van alle rechten en plichten die hierop volgen. Verder wil ik wel dat er rekening gehouden wordt dat ik alle aangiftes zelf betaald heb, zonder een euro te ontvangen van mevrouw [X] .”
8. Eiseres heeft verweerder gemaand om uitspraak op bezwaar te doen. Verweerder heeft vervolgens contact opgenomen met eiseres. Verweerder heeft bij brief van 20 september 2019 eiseres geïnformeerd dat de aanmaning niet ziet op een aanvraag voor een beschikking waarop niet is beslist. De ex-partner van eiseres heeft geen toestemming gegeven voor het verzoek en daarom heeft verweerder het verzoek van de herverdeling voor de specifieke zorgkosten niet in behandeling genomen. Partijen hebben over dit geschilpunt geprocedeerd. De rechtbank Noord-Holland heeft op 16 februari 2021 (ECLI:NL:RBNHO: 2021:1293) geoordeeld dat de brief van 31 januari 2019 had moeten worden aangemerkt als een bezwaarschrift en dat verweerder daarop ten onrechte geen uitspraak op bezwaar heeft gedaan. De rechtbank heeft verweerder opgedragen om alsnog binnen vier weken uitspraak op bezwaar te doen. Het hiertegen ingestelde hoger beroep is ongegrond verklaard.
9. Verweerder heeft per e-mail van 2 maart 2021 contact opgenomen met eiseres. Hierin staat het volgende:
“Geachte mevrouw [X] ,
Vanmiddag heb ik getracht u telefonisch te bereiken, dat is helaas niet gelukt. Ik heb (tweemaal) de voice mail van uw mobiele telefoon ingesproken.
Gisteren heeft u een e-mail ontvangen van mijn collega mevrouw [B] . In die e-mail is beschreven wat de gevolgen zijn van de uitspraken van de Rechtbank Noord-Holland. De Rechtbank heeft geoordeeld dat de belastingdienst binnen vier weken na de rechtbank uitspraak moet beslissen op beide ingediende bezwaren. Ik behandel momenteel die bezwaren.
Ik heb twee vooraankondigingen geschreven. Hierin beschrijf ik wat ik van plan ben te beslissen op beide bezwaren, dus het bezwaar inkomstenbelasting 2015 waar u de gemachtigde bent en uw eigen bezwaar inkomstenbelasting 2016. Ik wilde graag telefonisch met u afstemmen of u het akkoord vindt dat ik u de vooraankondig[ing]en ook toe mail. Dat geeft u (iets) meer reactietijd. Ik voeg de pdf-bestanden van beide vooraankondig[ing]en hierbij.
De vooraankondigingen met dagtekening 2 maart 2021 zijn ook per post naar u onderweg. Ik verzoek u te reageren voor 8 maart 2021. De reactietijd is zo uitzonderlijk kort in verband met de door de Rechtbank opgelegde verplichting om binnen 4 weken na de uitspraak te beslissen.
Ik blijf het proberen om telefonisch met u in contact te komen. U kunt mij natuurlijk ook bellen op (…).”
In de aan de e-mail toegevoegde vooraankondiging van de uitspraak op het bezwaar staat:
“
Horen
Voordat ik op het bezwaarschrift beslis, wil ik u nog graag in de gelegenheid stellen om gebruik te maken van uw hoorrecht. Ik stel u daarom in de gelegenheid om uw bezwaarschrift mondeling toe te lichten. Het is mogelijk om met uw toestemming telefonisch te horen. Indien u hiervan gebruikt wilt maken, dan verzoek ik u mij die per omgaande kenbaar te maken zodat we een telefonische afspraak hiertoe kunnen inplannen.
Als ik op 8 maart 2021 geen reactie van u ontvangen heb, volgt de uitspraak op bezwaar. U kunt schriftelijk, telefonisch of via de e-mail reageren.
De hierboven genoemde reactietermijn is zo uitzonderlijk kort in verband met de door de Rechtbank opgelegde verplichting om binnen vier weken na de uitspraak te beslissen op uw bezwaar. Ik heb op 2 maart 2021 getracht telefonisch met u in contact te komen. Ik heb op de voicemail van uw mobiele telefoon ingesproken dat ik u deze vooraankondiging ook per e-mail zal toesturen.”
10. Eiseres heeft verweerder op diezelfde dag (2 maart 2021) de volgende SMS gestuurd:
“Geachte mevrouw [C] ,
Dank voor uw bericht. Door mijn gezondheidsproblemen lukt bellen helaas niet meer, excuses. Ik probeer zsm via mail te reageren.
Mvg, [X] ”
11. Op 3 maart 2021 heeft verweerder hier per SMS als volgt op gereageerd:
Geachte mevrouw [X] ,
dank voor uw sms bericht. We kunnen per e-mail communiceren. Ik wacht uw reactie af. Als u vragen heeft schroom niet om mij te benaderen. (…)”
12. Vervolgens heeft eiseres op 8 maart 2021 per e-mail op de vooraankondiging inhoudelijk gereageerd. Ook heeft de gemachtigde van eiseres het volgende in haar reactie geschreven:
“Ik waardeer het meedenken over mogelijkheden om contact te hebben ivm mijn beperkingen, maar omdat ik steeds verder ben afgetakeld is chatten via e-mail helaas ook lastig. Het grootste deel van de tijd functioneer ik nauwelijks beter dan een kasplantje. Het heeft me ook een paar dagen gekost om uw brieven te lezen.
Na uw brieven vroeg ik me wel weer even af waarom ik hieraan begonnen ben. Maar in mijn huidige conditie is alsnog bewijsstukken verzamelen geen optie.”
13. Verweerder heeft hier op 10 maart 2021 op gereageerd en de uitspraken op bezwaar bijgevoegd.
“Zoals gisteren al per e-mail medegedeeld, reageer ik vandaag hieronder in uw e-mail in groen op uw vragen c.q. opmerkingen.
Als bijlage bij deze e-mail treft u ten eerste aan een afschrift in pdf van de uitspraak op bezwaar inkomstenbelasting 2015.
Ten tweede treft u aan een afschrift in pdf van de uitspraak op bezwaar inkomstenbelasting 2016.”
14. Bij uitspraak op bezwaar heeft verweerder het bezwaar ongegrond verklaard, omdat het niet aannemelijk is geworden dat het verzoek, om de verdeling van de specifieke zorgkosten te wijzigen, óók van haar ex-partner afkomstig is. Over het horen heeft verweerder in de uitspraak op bezwaar het volgende opgenomen:
“In mijn vooraankondiging d.d. 2 maart 2021 heb ik u gewezen op de mogelijkheid die u heeft om uw bezwaarschrift mondeling toe te lichten. Deze vooraankondiging is u per e-mail (op 2 maart 2021) en per post toegezonden. Ik verzocht u mij het per omgaande kenbaar te maken als u van de geboden mogelijkheid gebruik wenst te maken.
Ik meld[d]e u in mijn vooraankondiging dat als ik op 8 maart 2021 geen reactie van u ontvangen heb, uitspraak op bezwaar zal doen. (…)
U heeft op 2 maart 2021 per sms laten weten dat uw mijn bericht ontvangen heeft en dat het u door gezondheidsproblemen niet meer lukt om te bellen. Uw gaf aan zo spoedig mogelijk via de e-mail te reageren.
Op 8 maart 2021 heb ik u per e-mail herinner[d] aan de reactietermijn van 8 maart 2021 – 24:00 uur en heb ik u aangeboden dat we wat mij betreft desgewenst een hoor ‘gesprek’ kunnen houden waarbij we e-mail als een soort chat functie gebruiken. U heeft op 8 maart 2021 om 22:45 uur per e-mail gereageerd. Hierbij heeft u geen bijlagen of bewijsstukken gevoegd. U liet weten dat ook de aangeboden wijze van horen door middel van e-mail als chat voor u geen optie is. Ik ga er vanuit dat u dan afziet van het horen, ook omdat u geen andere oplossing aandraagt of bijvoorbeeld iemand anders vraagt het hoorgesprek voor u te voeren.”
15. Eiseres heeft hier op diezelfde dag als volgt per e-mail op gereageerd:
“U trekt ten onrechte de conclusie dat ik afzie van horen. Ik heb alleen aangegeven dat chatten lastig is (gezien de (…) gebruikelijke snelheid), en vervolgens heb ik gedaan wat wel mogelijk is; reageren per e-mail.
Zoals ik al heb aangegeven moet ik nog uitzoeken welke hulpmiddelen het betrof.
De rechtbank heeft een termijn van 4 weken. Er verstrijken 2 weken voordat u contact opneemt, en vervolgens verwacht u dat ik binnen een paar dagen voldoe aan al uw verzoeken. (Ik ontving de vooraankondigingen vrijdag pas per post.)
Ik heb mijn persoonlijke omstandigheden toegelicht, zodat voor u duidelijk zou zijn dat ik geen tijd aan het rekken ben.
De gevolgen van mezelf moeten pushen zoals maandagavond zijn groot, en het is pijnlijk om te moeten constateren dat dat volledig verspilde energie blijkt te zijn.
De termijn van 4 weken verstrijkt pas over een week.”
16. Verweerder heeft op 11 maart 2021 hierop als volgt gereageerd per e-mail:
“Ten aanzien van het horen heb ik u in de vooraankondigingen van 2 maart 2021 in de gelegenheid gesteld gebruik te maken van uw hoorrecht. Ik verzocht u per omgaande kenbaar te maken indien u hiervan gebruik wilt maken zodat we een (telefonische) afspraak hiertoe kunnen inplannen. Vervolgens kondigde ik aan dat als ik op 8 maart 2021 geen reactie ontvangen heb de uitspraak op bezwaar zou volgen. Ik heb in de vooraankondigingen (en in mijn mail van 2 maart 2021) uitgelegd dat en waarom deze reactietermijnen zo uitzonderlijk kort zijn.
Op 2 en 3 maart 2021 hebben wij per sms gecommuniceerd. U liet mij weten mijn bericht te hebben ontvangen. U schreef dat door uw gezondheidsproblemen bellen helaas niet meer lukt. Ook liet u weten te gaan proberen zo spoedig mogelijk per e-mail te reageren. Omdat ik in de middag van 8 maart nog geen mail reactie van u had gehad, heb ik u per e-mail aan de deadline van 8 maart 24:00 uur herinner[d]. In die e-mail schreef ik dat ik begreep uit uw sms dat telefonisch horen voor u in verband met uw gezondheidsbeperkingen geen optie is. Ik dacht praktisch met u mee en stelde u op 8 maart 2021 in mijn e-mail voor een ‘hoorgesprek’ te houden met e-mail, waarbij de mail als ‘chat’ gebruikt kan worden. Ik verzocht per e-mail op 8 maart 2021 het mij het per omgaande te laten weten als u van deze praktische oplossing gebruik wil maken.
In uw e-mail van 8 maart 2021 21:45 uur (zonder bijlagen/bewijsstukken) liet u niet weten hiervan gebruik te willen maken. U meldde dat chatten voor u lastig is. U deed geen praktisch tegenvoorstel qua horen of verzoek om het hoorgesprek door iemand anders voor u te laten voeren. U wist van de deadline van 8 maart 2021 24:00 uur.
Die deadline is nu verstreken en ik heb inmiddels tweemaal uitspraak op bezwaar gedaan. Desgewenst kunt u bij een eventueel beroep het oordeel van de rechter vragen over toepassing van uw hoorrecht. Ik ben van mening dat ik u duidelijk en actief op uw hoorrecht heb gewezen en hierin praktisch heb meegedacht.
De tijd en dus deadlines in dit geval zijn inderdaad kort als gevolg van de door de Rechtbank opgelegde verplichting om binnen 4 weken na de uitspraak te beslissen op de bezwaren. U beschikte vanaf 2 maart 2011 (16:12 uur) over de digitale pdf versies van de vooraankondigingen waarin mijn plan 2015 en 2016 alsmede de deadlines en consequenties zijn beschreven. U had ten aanzien van het horen per omgaande kunnen reageren en inhoudelijk (met bewijsstukken) tot 8 maart 2021 24:00h.”