ECLI:NL:GHAMS:2023:3130

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
31 oktober 2023
Publicatiedatum
13 december 2023
Zaaknummer
200.320.361/01
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep over de totstandkoming van een koopovereenkomst tussen een groothandel in snijbloemen en een rozenkwekerij

In deze zaak gaat het om een hoger beroep waarin de vraag centraal staat of er een koopovereenkomst tot stand is gekomen tussen INTERNATIONALE BLUMENHANDEL BUNG-LINDEN B.V. (IBH) en Luxaflor c.s. De koopovereenkomst zou inhouden dat IBH per 1 oktober 2022 rozen afneemt van Luxaflor c.s. IBH betwist dat er een overeenkomst is en vordert onder andere terugbetaling van eerder gedane betalingen. Luxaflor c.s. stelt dat er wel degelijk een koopovereenkomst is gesloten. Het hof verwijst naar een eerder arrest van 6 juni 2023 waarin een incidentele vordering van Luxaflor c.s. tot niet-ontvankelijkverklaring van IBH werd verworpen. In het hoger beroep heeft IBH geconcludeerd dat het hof het bestreden vonnis zal vernietigen en Luxaflor c.s. zal verbieden om facturen ten laste van IBH in te voeren. Luxaflor c.s. en RFH hebben geconcludeerd dat het hof het bestreden vonnis bekrachtigt. Het hof oordeelt dat er voldoende bewijs is voor de totstandkoming van de koopovereenkomst en dat IBH geen spoedeisend belang heeft bij haar vorderingen. Het hof bekrachtigt het vonnis van de voorzieningenrechter en veroordeelt IBH in de proceskosten.

Uitspraak

GERECHTSHOF AMSTERDAM

afdeling civiel recht en belastingrecht, team I
zaaknummer: 200.320.361/01 KG
zaak- en rolnummer rechtbank Amsterdam: C/13/724014 / KG ZA 22-890
arrest van de meervoudige burgerlijke kamer van 31 oktober 2023
inzake
INTERNATIONALE BLUMENHANDEL BUNG- LINDEN B.V.,
gevestigd te Amstelveen,
appellante,
advocaat: mr. H.P.M. van Woensel te Amsterdam.
tegen:

1.COÖPERATIE ROYAL FLORA HOLLAND U.A.,

gevestigd te Aalsmeer,
geïntimeerde,
advocaat: mr. P.J.L.J. Duijssens te Den Haag,

2.LUXAFLOR ROSES (PVT) LTD,

gevestigd te Concession (Zimbabwe),
3.
AFRICAN FREIGHT SERVICES B.V.,
gevestigd te Rijnsburg (gemeente Katwijk),
geïntimeerden,
advocaat mr. M.G. Jansen te Haarlem.
Partijen worden hierna IBH, RFH, Luxaflor en AFS genoemd. Luxaflor en AFS worden hierna gezamenlijk als Luxaflor c.s. aangeduid.

1.De zaak in het kort

Tussen partijen is in geschil of tussen IBH en Luxaflor c.s. een koopovereenkomst tot stand is gekomen die inhoudt dat IBH per 1 oktober 2022 tegen betaling rozen afneemt van Luxaflor c.s. IBH meent van niet en vordert onder meer terugbetaling van de betalingen aan Luxaflor c.s. en een verbod om facturen te voeren in het door partijen gebruikte betalingssysteem. Luxaflor c.s. stelt op haar beurt dat er wel degelijk een koopovereenkomst tot stand is gekomen. Verder gaat het in deze zaak om de vraag of er in hoger beroep sprake is van voldoende spoedeisend belang zijdens IBH.

2.Het geding in hoger beroep

Voor het verloop van het geding in hoger beroep verwijst het hof naar zijn arrest van 6 juni 2023. Bij dat arrest is de incidentele vordering tot niet-ontvankelijkverklaring van IBH zoals ingediend door Luxaflor c.s. verworpen. Het oordeel over de proceskostenveroordeling in het incident is aangehouden tot het eindarrest.
Nadien zijn de volgende stukken ingediend:
  • memorie van antwoord zijdens RFH; en
  • memorie van antwoord zijdens Luxaflor c.s., met producties.
IBH heeft – samengevat – geconcludeerd dat het hof het bestreden vonnis zal vernietigen en opnieuw rechtdoende (i) alsnog Luxaflor c.s., op straffe van een dwangsom, verbiedt om facturen ten laste van IBH in te voeren in het computersysteem van RFH, (ii) RFH veroordeelt tot betaling aan IBH van € 43.419,51 ter zake van de tot en met 18 oktober 2022 ten laste van IBH geïncasseerde bedragen, (iii) RFH veroordeelt tot betaling aan IBH van een bedrag ter grootte van de vanaf 19 oktober 2022 geïncasseerde of nog te incasseren bedragen, en (iv) RFH op straffe van een dwangsom verbiedt digitale betalingsverzoeken op naam van Luxaflor c.s. ten laste van IBH te incasseren, een en ander onder veroordeling van geïntimeerden in de kosten van de procedure in beide instanties, met rente en nakosten.
Luxaflor c.s. heeft geconcludeerd dat het hof het bestreden vonnis bekrachtigt, met veroordeling – uitvoerbaar bij voorraad – van RFH in de proceskosten van het geding in hoger beroep, met rente en nakosten. RFH heeft eveneens geconcludeerd dat het hof het bestreden vonnis bekrachtigt, met veroordeling van IBH in de kosten van het geding in hoger beroep.
Ten slotte is arrest gevraagd.
Partijen hebben in hoger beroep bewijs van hun stellingen aangeboden.

3.Feiten

De voorzieningenrechter heeft in het bestreden vonnis onder rov. 2 de feiten vastgesteld die hij tot uitgangspunt heeft genomen. IBH richt zich met grief 1 tegen een aantal vaststaande feiten. De grief klaagt met name dat de weergave van de voorzieningenrechter te beperkt is. Voor zover nodig komt het hof hierop terug bij de beoordeling van het beroep. Samengevat en waar nodig aangevuld met andere feiten die als enerzijds gesteld en anderzijds niet of onvoldoende betwist zijn komen vast te staan, komen de feiten neer op het volgende.
3.1
IBH is een groothandel in en exporteur van snijbloemen en potplanten. Belangrijke afnemers zijn onder andere in Europa actieve ketens van supermarkten en tuincentra.
3.2
Luxaflor exploiteert sinds 1995 een rozenkwekerij in Zimbabwe. AFS is de exclusieve verkoopagent van Luxaflor in Europa. Luxaflor en AFS hebben een agentuurovereenkomst. De aandelen van AFS zijn voor 100% in handen van Ocean Harvest N.V. waarvan op hun beurt [naam 1] en zijn echtgenote de aandelen houden. Daarnaast verzorgt AFS voor Luxaflor haar betalingsverkeer buiten Zimbabwe.
3.3
RFH is een coöperatie met leden en faciliteert leden/kwekers om de door hen geteelde producten te verkopen aan handelaren. De leden hebben volgens artikel 18.2 van de Statuten van RFH een veilplicht. Zij zijn verplicht producten via RFH te verkopen. Dat kan via de klok of via bemiddeling of ook op een manier waarop RFH alleen de afrekening verzorgt. De koop/verkoop wordt dan rechtstreeks tussen partijen gesloten en betaling en doorbetaling verloopt via RFH. Op gesloten overeenkomsten is het Veilingreglement van toepassing.
3.4
Luxaflor en IBH doen sinds oktober 2020 zaken met elkaar.
3.5
In de periode 1 oktober 2021 tot en met 1 oktober 2022 heeft IBH met Luxaflor c.s. vier koopovereenkomsten gesloten, op grond waarvan Luxaflor in totaal 11.995.000 rozen zou leveren, verdeeld over drie leveringen per week gedurende het hele jaar. De koopovereenkomsten staan op naam van AFS. Deze koopovereenkomsten zijn tot stand gekomen door tussenkomst van RFH volgens een door haar opgesteld model. Hierop zijn het Veilingreglement van RFH van toepassing, alsmede de Algemene Voorwaarden FloraHolland Connect.
3.6
Aan deze koopovereenkomsten is uitvoering gegeven. Op basis van de leveringen door Luxaflor heeft IBH facturen ontvangen. Luxaflor heeft deze facturen ingevoerd in het computersysteem van RFH, die aan de hand van de desbetreffende factuurbedragen de gelden ten laste van IBH heeft geïncasseerd en aan Luxaflor heeft uitbetaald. Dit gebeurt door het op afstand aan RFH aanbieden van Elektronische Aanvoerbrieven (EAB 's), waarmee partijen bloemen of planten bij de veiling worden aangemeld, voordat die geautomatiseerd geïmporteerd worden in het ERP systeem van RFH (het veilingsysteem) en na import geautomatiseerd hun weg vinden en worden verhandeld tussen Luxaflor en IBH.
3.7
Luxaflor heeft gedurende de periode l oktober 2021 tot en met l oktober 2022 herhaaldelijk minder dan het overeengekomen aantal rozen geleverd, dan wel kwalitatief slechtere rozen geleverd. In geschil tussen partijen is wat daarvan de oorzaak was.
3.8
Naar aanleiding van de afwijking in het aantal te leveren rozen hebben IBH en Luxaflor nieuwe afspraken gemaakt. [naam 1] (Luxaflor) heeft op 21 januari 2022 een e-mail gestuurd aan [naam 2] (IBH) en [naam 3] (RFH) met de volgende inhoud:
On Fri, Jan 21, 2022 at 2:28 PM [naam 1] < [naam 1] @gmail.com> wrote:
Hi [naam 2] & [naam 3] ,
Het volgende zijn de besproken punten:
1) Leverings bandbreedte is tussen - 10% en + 10%.
2) Luxaflor waarschuwt ruim van te voren indien aantallen niet geleverd kunnen worden. Indien tekort geleverd buiten
bandbreedte, wordt er gezamenlijk naar beste oplossing gezocht voor IBH. Het betreft product van een vergelijkbare kwaliteit
en knopmaat. Indien niet FT kan worden gesourced, dan Non FT. Dit proces verloopt transparant met assistentie van RFH.
Indien er prijsverschillen optreden, tov contract prijs, worden deze door berekend.
3) Indien IBH de overeengekomen aantallen buiten de bandbreedte niet kan afzetten, laat IBH dit ruim van te voren weten.
Gezamenlijk zoeken beide partijen naar de de beste oplossing voor Luxaflor. In worst case scenario kan FOB prijs op basis
van 60% van de C&F prijs worden gehanteerd zodat de takken niet hoeven te worden gestuurd. Uiteraard kan Flora Holland n
rol spelen een alternatieve afnemer te vinden.
4) In de periode 1/6-30/9 kunnen ongeveer 60% van de aantallen worden geleverd. De 40cm Hyb T gaat in die periode terug
naar 75,000 tak per week ( zie contract). De 40 & 50cm IM zullen geleverd kunnen worden. Mogelijk met een iets afwijkende
kleuren mix.
5) Partijen committeren zich tot een wederzijds succesvolle samenwerking voor een lange tijd!
Met vr gr
[naam 1]
3.9
Op 15 juni 2022 hebben [naam 1] en [naam 2] een gesprek met elkaar gehad.
3.1
Bij e-mail van 16 juni 2022 heeft [naam 1] aan [naam 2] geschreven dat Luxaflor tot en met eind juli 2022 de leveringen wil reduceren en vanaf 1 oktober 2022 de levering van het aantal rozen wil verhogen.
3.11
Bij e-mail van 14 juli 2022 heeft [naam 2] aan [naam 1] voor zover van belang het volgende meegedeeld in verband met het opzetten een extra lijn in Finland:
"( ... ) Een verzoek: zou je ons aub de aantallen ca per week vanaf januari willen geven 40
cm FT. Plus de prijs in 2023 - houw er wel aub rekening met de markt situaties.
Ik wil deels inschrijven op een tender in Finland die nu bij Afriflora liegt.
Opmerkelijk is dat deze tender nu weer wordt opgevraagd terwijl dat de jaren ervoor niet zo
was. In jouw mail zet aub hoeveel per doos- omdat deze klant ook koopt in dozen.
AUB stuur ons dat tot zondag aanstaande."
3.12
Bij e-mails van 15 juli 2022 heeft [naam 1] hierop gereageerd en een aanbod gedaan.
3.13
Op l september 2022 heeft [naam 3] een Teams-vergadering georganiseerd waarbij [naam 1] en [naam 2] aanwezig waren.
3.14
In een e-mail van l september 2022 om 11:16 uur van [naam 1] aan [naam 2] en cc aan [naam 3] met als onderwerp:
Rozen 2022123 aantallen en prijsstaat, voor zover van belang, het volgende:
"( ... ) Zoals besproken worden de IM vervangen met Hyb T.
40 cm IM was 20k en 50 cm IM was 50k.
40 cm Hyb T (3.8cm knop) 160k+20k=180k@ 14 cent (incl FT premie)
50 cm Hyb T (3.8-4.0cm knop) 50K@ 18 cent (incl FT premie)
Berekening:
40cm: 600 tak per doos= 17.5kg@ $ 2.70 (door to door)= $47.25(7.9 cent/tak)
50cm: 450 tak per d. = 17.5kg @$ 2.70 (door to door)= $47.25(10.5 cent/tak)
Terug naar de farm incl FT premie af te dragen:
40cm: 6 cent
Deze bedragen heb je minimaal nodig om in leven te blijven."
3.15
In een e-mail van 1 september 2022 om 6:39 PM van [naam 2] aan [naam 1] staat, voor zover van belang, het volgende:
“Ik denk 0.137 40 cm en 0.172 50 cm aub reactie"
3.16
In een e-mail van 2 september 2022 om 10:07 van [naam 1] aan [naam 2] en cc aan [naam 3] staat, voor zover van belang, het volgende:
"( ... ) Akkoord, schrijf maar op.
@ [naam 3] ,
Kun je de nieuwe overeenkomsten opstellen voor t komende jaar?
Dank..( ... )"
3.17
In een e-mail van 6 september 2022 van [naam 3] aan [naam 1] en [naam 2] met nog steeds als onderwerp:
Rozen 2022/23 aantallen en prijsstaat, voor zover van belang, het volgende:
"( ... ) Ik ga ermee aan de slag"
3.18
In een e-mail van 13 september 2022 heeft [naam 3] aan zijn collega W. Schoenmakers gevraagd of hij of een collega tijd hebben om de Luxaflor-IBH overeenkomsten aan te passen. Bij e-mail van 14 september 2022 heeft [naam 3] aan collega's en onder andere cc aan [naam 1] drie nieuwe overeenkomsten toegestuurd, waarin alleen de te leveren aantallen nog moeten worden ingevuld.
3.19
Bij e-mail van 15 september 2022 heeft [naam 2] aan [naam 1] meegedeeld dat hij het contract niet wil verlengen. [naam 2] schrijft:
Van:[naam 2]
Verzonden:donderdag 15 september 2022 12:05
Aan:[naam 1] < [naam 1] @gmail.com>; [naam 3] < [naam 3] @royalfloraholland.com>
CC:[naam 4] < [naam 4] @ibh-export.nl>; IBH Quality Control
Onderwerp:rose contract opzegging
Urgentie:Hoog
Goede morgen [naam 1] ,
Wij hebben alles nog eens goed bekeken, i.v.m. de levering rozen en de prijs.
Helaas komen wij tot conclusie dat wij het contract niet willen verlengen.
Het jaar tot nu toe heeft ons op deze lijnen 85 k gekost, i.v.m. ons leverplicht.
Toen ook nog een negatief reactie kwam op de laste aanvraag van [naam 4] was ons geduld op.
Ook heb ik persoonlijk gene kracht meer om constante discussies te voeren over het bij kopen.
Wij wensen jouw tenslotte alles goede voor de toekomst
Groet, [naam 2]
3.2
Bij brief van 30 september 2022 heeft de advocaat van IBH aan RFH meegedeeld dat tussen haar en Luxaflor geen contractuele relatie meer bestaat en verzocht haar te bevestigen dat RFH niet langer zal meewerken aan het incasseren van facturen ten gunste van Luxaflor c.s.
3.21
Bij e-mail van 7 oktober 2022 heeft RFH aan IBH meegedeeld dat zij de betaling aan Luxaflor zal opschorten totdat zij bericht ontvangt dat partijen een oplossing voor hun geschil hebben.
3.22
RFH heeft ondanks haar e-mail van 7 oktober 2022 factuurbedragen van door Luxaflor ingevoerde facturen afgeschreven van de rekening van IBH. Bij e-mail 12 oktober 2022 heeft RFH meegedeeld dat deze gelden worden geparkeerd bij RFH totdat partijen er onderling zijn uitgekomen en zij zich tot die tijd beroept op de onzekerheidsexceptie, omdat niet duidelijk is aan wie zij bevrijdend kan uitbetalen.

4.Beoordeling

De vorderingen en het oordeel in eerste aanleg
4.1
IBH heeft in eerste aanleg - samengevat - gevorderd:
Luxaflor c.s. op straffe van een dwangsom te verbieden om facturen of EAB's of soortgelijke digitale betalingsverzoeken of andere documenten ten laste van IBH in te voeren in het computersysteem van RFH of anderszins voor betaling bij RFH in te dienen,
RFH te veroordelen tot (terug-)betaling van een bedrag van € 43.419,51 op basis van facturen of EAB's of soortgelijke documenten van Luxaflor c.s ten laste van IBH geïncasseerde bedragen tot en met 18 oktober 2022,
RFH te veroordelen tot (terug-)betaling aan IBH van een bedrag ter grootte van het totaal van alle vanaf 19 oktober 2022 op basis van facturen of EAB's of soortgelijke documenten ten gunste van Luxaflor c.s ten laste van IBH geïncasseerde of nog te incasseren bedragen,
RFH op straffe van een dwangsom te verbieden om op basis van facturen of EAB's of soortgelijke digitale betalingsverzoeken op naam van Luxaflor c.s. enig bedrag van IBH te incasseren;
veroordeling van gedaagden in de proceskosten (inclusief nakosten).
4.2
IBH heeft hieraan ten grondslag gelegd dat tussen haar en Luxaflor c.s. geen koopovereenkomst tot stand is gekomen, die inhoudt dat zij per 1 oktober 2022 tegen betaling rozen afneemt van Luxaflor c.s. De daarvoor door RFH gereserveerde betalingen zijn onverschuldigd gedaan, aldus IBH.
4.3
Luxaflor c.s. hebben op hun beurt een reconventionele vordering ingesteld tegen IBH waarbij zij, op straffe van een dwangsom, veroordeling van IBH tot nakoming van de tussen partijen tot stand gekomen koopovereenkomst vorderen en vorderen dat IBH gehengt en gedoogt dat de door RFH geïncasseerde en nog te incasseren bedragen uit hoofde van de koopovereenkomst met IBH door RFH aan Luxaflor c.s. bevrijdend worden uitbetaald, met veroordeling van IBH in de proceskosten, te vermeerderen met wettelijke rente en nakosten.
4.4
De voorzieningenrechter heeft het aannemelijk geacht dat tussen IBH en Luxaflor c.s. op 2 september 2022 een koopovereenkomst tot stand is gekomen. De vordering in conventie van IBH is aldus afgewezen, terwijl de reconventionele vordering van Luxaflor c.s. tot nakoming van de koopovereenkomst is toegewezen. Ook is de vordering om te gehengen en te gedogen dat RFH de geïncasseerde en nog te incasseren bedragen afdraagt, toegewezen. IBH is veroordeeld tot betaling van de proceskosten.
4.5
Tegen deze beslissingen en de daaraan ten grondslag gelegde motivering komt IBH met zes grieven op.
Ontbreken van spoedeisend belang
4.6
Het hof zal in de eerste plaats ingaan op de vraag of IBH ten tijde van het arrest van het hof een spoedeisend belang heeft bij de door haar in kort geding gevorderde voorzieningen (HR 31 mei 2002, ECLI:NL:HR:2002:AE3437).
4.7
Het draait in dit hoger beroep om de vraag of tussen IBH en Luxaflor c.s. een koopovereenkomst tot stand is gekomen voor de periode 1 oktober 2022 tot 1 oktober 2023. Dat betekent dat een eventuele overeenkomst in ieder geval per 1 oktober 2023 - en gelet op het verweer van Luxaflor c.s. mogelijk al per 31 maart 2023 - is geëindigd. Partijen geven op dit moment dus geen uitvoering meer aan de overeenkomst. Het hof komt daarom tot de conclusie dat IBH thans geen belang meer heeft bij de door haar gevorderde voorzieningen dat op straffe van een dwangsom (a) Luxaflor c.s. wordt verboden betalingsverzoeken ten laste van IBH te brengen en (b) RFH wordt verboden om facturen op naam van Luxaflor c.s. te incasseren.
4.8
De vorderingen van IBH jegens RFH die zien op (terug-)betaling van de bedragen die ten gunste van Luxaflor c.s. zijn geïncasseerd, worden eveneens afgewezen wegens het ontbreken van een spoedeisend belang. Vooropgesteld moet worden dat voor de vraag of plaats is voor toewijzing bij voorraad van een geldvordering in kort geding - zoals in deze zaak aan de orde - de rechter niet alleen zal dienen te onderzoeken of de vordering van de eiser voldoende aannemelijk is, maar ook - kort gezegd - of een spoedeisend belang bestaat, terwijl hij bij de afweging van de belangen van partijen mede het restitutierisico zal hebben te betrekken (zie o.a. HR 28 mei 2004, ECLI:NL:HR:2004:AP0263). IBH heeft niet (voldoende) gesteld dan wel onderbouwd dat zij een spoedeisend belang heeft bij toewijzing van haar vordering tot terugbetaling van de geïncasseerde bedragen. Het hof acht het vereiste spoedeisend belang aldus onvoldoende aannemelijk.
4.9
Het bovenstaande brengt met zich dat de door IBH gevorderde voorzieningen zullen worden afgewezen. Dit neemt echter niet weg dat IBH met het oog op de proceskostenveroordeling in eerste aanleg belang heeft bij bespreking van haar grieven. Het hof zal de door IBH aangevoerde grieven bespreken ter beoordeling van de vraag of de vordering die in eerste aanleg ter beoordeling voorlag terecht is afgewezen, met inachtneming van het in hoger beroep gevoerde debat en naar de toestand zoals die zich voordoet ten tijde van zijn beslissing in hoger beroep (afgezien van de omstandigheid dat het spoedeisend belang inmiddels is komen te vervallen) (HR 3 september 1993, ECLI:NL:HR:1993:ZC1050).
Bespreking grieven
4.1
De grieven 1 tot en met 5 lenen zich voor gezamenlijke behandeling. Deze grieven richten zich - kort weergegeven - tegen het oordeel van de voorzieningenrechter dat tussen IBH en Luxaflor c.s. een koopovereenkomst tot stand is gekomen voor de periode 1 oktober 2022 tot 1 oktober 2023. IBH voert - kort samengevat - aan dat de voorzieningenrechter ten onrechte heeft aangenomen dat er sprake is van wilsovereenstemming over een koopovereenkomst tussen partijen. Concrete communicatie over het al dan niet voorzetten van de handelsrelatie zou ontbreken; er zou alleen gesproken zijn over een mogelijke verlenging. IBH stelt voorts onder meer dat de voorzieningenrechter ten onrechte geoordeeld heeft dat de omstandigheid dat (i) de relatie tussen partijen in 2021 en 2022 niet optimaal was, (ii) IBH andere leveranciers heeft en (iii) de overeenkomst niet is getekend, niets zou afdoen aan het feit dat de overeenkomt tot stand is gekomen.
4.11
Het hof stelt voorop dat de vraag of tussen partijen een koopovereenkomst tot stand is gekomen, moet worden beantwoord aan de hand van de betekenis die partijen in de gegeven omstandigheden over en weer redelijkerwijs aan elkaars verklaringen en gedragingen mochten toekennen en van wat zij in dat verband redelijkerwijs van elkaar mochten verwachten, waarbij alle omstandigheden van het geval van belang zijn, in hun onderlinge samenhang bezien (HR 2 november 2018, ECLI:NL:HR:2018:2043).
4.12
Het hof is van oordeel dat een koopovereenkomst op in ieder geval hoofdlijnen tussen partijen tot stand is gekomen. Het hof licht dat als volgt toe.
4.13
Op 1 september 2022 stuurt [naam 1] namens Luxaflor een e-mail aan [naam 2] (IBH) met als onderwerp:
Rozen 2022/23 aantallen en prijs. In die mail worden de essentialia van de te sluiten overeenkomst zoals soorten rozen, de aantallen en de prijs genoemd. In reactie daarop doet [naam 2] een ander prijsvoorstel. [naam 2] schrijft: “ik denk 0,137 40 cm en 0.172 50 cm aub reactie.” [naam 2] reageert niet op de andere essentialia die [naam 1] heeft voorgesteld. [naam 1] geeft vervolgens zijn akkoord op het prijsvoorstel zoals gedaan door IBH. Hij schrijft: “(…) Akkoord, schrijf maar op.” In dezelfde mail verzoekt [naam 1] [naam 3] (RFH) om “de nieuwe overeenkomsten" voor het nieuwe jaar op te stellen. Enkele dagen later schrijft [naam 3] “(…) Ik ga ermee aan de slag.”
4.14
Uit genoemde e-mails volgt dat IBH en Luxaflor c.s. wilsovereenstemming hebben bereikt over de essentialia van de overeenkomst, te weten soorten rozen, aantallen en prijzen. Dit wordt onderstreept door het feit dat IBH niet heeft ingegrepen naar aanleiding van de laatste e-mail van Luxaflor aan RFH. Indien IBH van mening was dat IBH en Luxaflor c.s. geen overeenstemming hadden bereikt, had het op haar weg gelegen in reactie op die e-mail aan te geven dat wat haar betreft geen akkoord was bereikt. [naam 2] heeft echter pas negen dagen later aangegeven de overeenkomst niet te willen verlengen.
4.15
Het hof gaat voorbij aan het betoog van IBH dat van wilsovereenstemming geen sprake kan zijn aangezien zij steeds jegens Luxaflor c.s. een voorbehoud zou hebben gemaakt ten aanzien van de contractuele relatie na 1 oktober 2022. De juistheid van deze stelling blijkt niet uit de overgelegde stukken en is overigens ook gemotiveerd door Luxaflor c.s. betwist. Ook heeft IBH onvoldoende duidelijk gemaakt waarom Luxaflor c.s. er rekening mee had moeten houden dat voortzetting van de handelsrelatie na 1 oktober 2022 "allerminst zeker" was. Nergens blijkt uit dat IBH jegens Luxaflor c.s. klachten heeft geuit waaruit Luxaflor c.s. dat had moeten afleiden. Verder heeft IBH onvoldoende duidelijk gemaakt waarom Luxaflor c.s. er rekening mee had moeten houden dat IBH nog op het laatste moment nog met een andere leverancier in zee zou (willen) gaan.
4.16
Het hof volgt IBH evenmin in haar betoog dat de omstandigheid dat tussen partijen vόόr de voortzetting van de relatie leveringsproblemen speelden, het aannemen van de vereiste wilsovereenstemming in de weg zou staan. Voor zover IBH de relatie niet had willen voortzetten vanwege de leveringsproblemen in het verleden, had het op de weg van IBH gelegen dat kenbaar te maken aan Luxaflor c.s. IBH heeft er kennelijk voor gekozen om ondanks de leveringsproblemen in het verleden, opnieuw met Luxaflor c.s. in gesprek te gaan over het voortzetten van de handelsrelatie voor het jaar 2022/2023. Uit de overgelegde stukken blijkt verder niet dat IBH de leveringsproblemen als een beletsel heeft gezien voor de voortzetting van de relatie.
4.17
Anders dan IBH betoogt, is voor het aannemen van wilsovereenstemming niet vereist dat er sprake is van een “perfecte overeenkomst” of dat de overeenkomst getekend is. Voldoende is dat partijen overeenstemming hebben bereikt over de essentialia. Dat de gemaakte afspraken uiteindelijk niet zijn neergelegd in een overeenkomst die door beide partijen is ondertekend, maakt geen verschil voor de geldigheid van de afspraken. Ook de omstandigheid dat partijen sinds 2020 zaken met elkaar hebben gedaan op basis van getekende overeenkomsten maakt dat niet anders. Het was immers de bedoeling dat ook de afspraken voor het jaar 2022/2023 tussen partijen zouden worden vastgelegd in een schriftelijke overeenkomst. Bovendien heeft Luxaflor c.s. onbetwist gesteld dat de rozenhandel een informele sector betreft waarin veel zaken middels een telefoongesprek, een e-mail of een WhatsApp-bericht worden geregeld. De omstandigheid dat partijen reeds sinds 2020 zaken met elkaar doen, weegt het hof overigens als een omstandigheid op basis waarvan Luxaflor c.s. mochten vertrouwen dat de samenwerking zou worden voortgezet. Uit niets blijkt namelijk dat Luxaflor c.s. aanwijzingen had dat IBH de samenwerking die partijen sinds 2020 hadden, niet meer wenste voort te zetten.
4.18
Tot slot gaat het hof voorbij aan het betoog van IBH dat de voorzieningenrechter heeft miskend dat de koopovereenkomst tussen partijen een minimale afnameverplichting bevatte. Het hof stelt vast dat uit de e-mailwisseling tussen partijen over de voortzetting van de relatie afgeleid kan worden dat partijen overeenstemming hadden over het aantal wekelijks te leveren rozen. Hieraan doet niet af dat partijen in het verleden in onderling overleg wel eens zijn afgeweken van de afgesproken hoeveelheid rozen.
4.19
Met grief 6 stelt IBH dat het dictum van het vonnis onaanvaardbare gevolgen voor IBH zou hebben, welke gevolgen bovendien verder gaan dan dat wat partijen zijn overeengekomen. Daartoe voert IBH aan dat de voorzieningenrechter miskend heeft dat de koopovereenkomst een minimale afnameverplichting inhoudt voor de aantallen rozen. Het hof verwijst naar hetgeen hiervoor is overwogen. Bovendien heeft IBH onvoldoende duidelijk gemaakt waarom de gevolgen voor haar onaanvaardbaar zouden zijn.
Bewijsaanbod
4.2
Als uitgangspunt geldt dat in een procedure als een kort geding in het algemeen geen plaats is voor nadere bewijslevering. Het hof ziet geen aanleiding om van dit uitgangspunt af te wijken. Het hof gaat daarom aan het bewijsaanbod van IBH voorbij.
Slotsom en proceskosten
4.21
Het voorgaande betekent dat de grieven van IBH falen en dat IBH als in het ongelijk gestelde partij dient te worden verwezen in de kosten van het geding in het hoger beroep.
4.22
Omdat Luxaflor c.s. in het incident in het ongelijk is gesteld, zal zij worden veroordeeld in de proceskosten van het incident. Hoewel IBH heeft verzocht Luxaflor c.s. te veroordelen in de werkelijke proceskosten, ziet het hof daartoe geen aanleiding. Vergoeding van de werkelijk gemaakte proceskosten is uitsluitend aan de orde in buitengewone omstandigheden, waarbij moet worden gedacht aan onrechtmatige daad of misbruik van procesrecht. Daarvan is pas sprake als het instellen van de vordering, gelet op de evidente ongegrondheid ervan, in verband met de betrokken belangen van de wederpartij achterwege had behoren te blijven (HR 6 april 2012, ECLI:NL:HR:2012:BV7828). Naar het oordeel van het hof voldoet de incidentele vordering van Luxaflor c.s. niet aan deze vereisten.

5.Beslissing

Het hof:
5.1
bekrachtigt het vonnis waarvan beroep;
5.2
veroordeelt IBH in de kosten van het geding in hoger beroep, tot op heden aan de zijde van RFH begroot op € 783,- aan verschotten en op € 2.157,- voor salaris;
5.3
veroordeelt IBH in de kosten van het geding in hoger beroep, tot op heden aan de zijde van Luxaflor c.s. begroot op € 783,- aan verschotten en op € 2.157,- voor salaris, en op € 173,- voor nasalaris, te vermeerderen met € 90,- voor nasalaris en de kosten van het betekeningsexploot als betekening van dit arrest plaatsvindt, te vermeerderen met de wettelijke rente als niet binnen veertien dagen na dit arrest of het verschuldigd worden van de nakosten aan de kostenveroordeling is voldaan;
5.4
veroordeelt Luxaflor c.s. in de kosten van het incident, tot op heden aan de zijde van IBH begroot op € 2.157 ,- voor salaris;
5.5
verklaart de veroordeling onder 5.3 uitvoerbaar bij voorraad;
5.6
wijst af wat meer of anders is gevorderd.
Dit arrest is gewezen door mrs. E.M. de Stigter, Y. Steeg-Tijms en T. Riyazi en door de rolraadsheer in het openbaar uitgesproken op 31 oktober 2023.