ECLI:NL:HR:2004:AP0263
Hoge Raad
- Cassatie
- P. Neleman
- J.B. Fleers
- H.A.M. Aaftink
- E.J. Numann
- F.B. Bakels
- Rechtspraak.nl
Arrest inzake doorbetaling van loon na ontslag op staande voet
In deze zaak gaat het om een vordering in kort geding tot doorbetaling van loon, ingesteld door een werknemer die op staande voet is ontslagen. De werknemer, hier aangeduid als [verweerder], was sinds 20 mei 1997 in dienst bij [eiseres] en was medio 1999 als projectmanager naar China uitgezonden. Op 16 augustus 2002 werd hij op non-actief gesteld en op 30 augustus 2002 ontslagen. De kantonrechter te Amsterdam oordeelde in een kort geding dat het ontslag op staande voet mogelijk niet rechtsgeldig was en wees de vordering tot doorbetaling van loon toe. Dit vonnis werd in hoger beroep door het gerechtshof te Amsterdam gedeeltelijk vernietigd, maar de vordering tot doorbetaling van loon bleef in stand.
De Hoge Raad heeft de zaak in cassatie behandeld. De advocaat-generaal adviseerde om het beroep te verwerpen. De Hoge Raad oordeelde dat het hof terecht had geoordeeld dat de vordering van [verweerder] in een bodemprocedure voldoende kans van slagen had, en dat het ontslag op staande voet niet zonder meer als rechtsgeldig kon worden aangemerkt. De Hoge Raad bevestigde dat de kantonrechter de vordering tot doorbetaling van loon terecht had toegewezen, omdat er onvoldoende bewijs was geleverd voor de dringende reden van ontslag.
De Hoge Raad verwierp het cassatieberoep en veroordeelde [eiseres] in de kosten van het geding in cassatie, die aan de zijde van [verweerder] op nihil werden begroot. Dit arrest benadrukt het belang van de bewijslast bij ontslag op staande voet en de voorwaarden voor toewijzing van loonvorderingen in kort geding.