2.1.De rechtbank heeft onder het kopje ‘overwegingen’ de volgende feiten vastgesteld (in de uitspraak van de rechtbank wordt belanghebbende aangeduid als ‘eiser’ en de inspecteur als ‘verweerder’):
1. Bij uitspraak op bezwaar is inzake de aanslag ib/pvv 2009 een negatief resultaat uit overige werkzaamheden van € 10.000 in aanmerking genomen. Het bezwaarschrift van 25 september 2011 is gericht tegen het niet in aanmerking nemen van door de werkgever ingehouden loonbelasting en premieheffing en vervolgt:
“Client zou graag overleg voeren over een en ander en tevens over het door hem voor 2009 nagekomen verlies uit de onderneming vof [XX] Transportbedrijf. Een nog steeds openstaande debiteur uit die onderneming waartegen geprocedeerd wordt lijkt steeds twijfelachtiger te worden wat betreft de voldoening. Client wenst voor 2009 een (..) voorziening t.g.v. 10.000 euro als verlies uit onderneming op te voeren, maar begrijpt dat overleg over deze oude post noodzakelijk is.”
In de uitspraak op bezwaar staat – voor zover hier van belang – het volgende:
“Het betreft een bezwaarschrift tegen een ambtshalve aanslag. In uw bezwaarschrift schrijft u dat de heer [X] in 2009 in loondienst is geweest waarvan de gegevens ter inspectie bekend zijn. Daarnaast is er een nagekomen last uit een vroegere onderneming. Het betreft een vordering van € 10.000 op een debiteur waartegen nog steeds geprocedeerd wordt en waarvan steeds twijfelachtiger wordt of deze vordering wel wordt voldaan.
(…)
Rekeninghoudend met de nagekomen last van € 10.000 wordt het belastbaar inkomen Box 1 € 33.722.
Ik kom aan uw bezwaar tegemoet.”
2. Voor de jaren 2010 tot en met 2013 heeft eiser geen aangiften ib/pvv ingediend. Voor de jaren 2014 en 2015 heeft eiser een negatief resultaat uit overige werkzaamheden van € 20.000 aangegeven. De definitieve aanslagen ib/pvv 2014 en 2015 zijn automatisch en zonder inhoudelijke beoordeling conform de aangiften vastgesteld.
3. In de aangifte ib/pvv 2016 heeft eiser een negatief resultaat uit overige werkzaamheden aangegeven van € 10.000. Verweerder is bij het opleggen van de definitieve aanslag van de aangifte afgeweken. Op een vragenbrief van verweerder van 7 juni 2019 heeft eiser niet gereageerd. Daarbij is een bedrag van € 34.221 aan inkomsten uit loondienst in aanmerking genomen en is het bedrag van € 10.000 niet in aftrek toegelaten.
4. In de aangifte ib/pvv 2017 heeft eiser een loon uit tegenwoordige dienstbetrekking aangegeven ten bedrage van € 34.630 en een negatief resultaat uit overige werkzaamheden van
€ 15.000. Verweerder is bij het opleggen van de definitieve aanslag van de aangifte afgeweken. Daarbij is het bedrag van € 15.000 niet in aftrek toegelaten.
5. In de aangifte ib/pvv 2018 heeft eiser een negatief resultaat uit overige werkzaamheden aangegeven van € 15.000. Bij het vaststellen van de definitieve aanslag ib/pvv 2018 is het bedrag van € 15.000 niet in aftrek toegelaten. Eiser heeft hiertegen bezwaar gemaakt. Het bezwaar is momenteel nog in behandeling.
6. In de aangifte ib/pvv 2019 heeft eiser een negatief resultaat uit overige werkzaamheden aangegeven van € 15.000. De definitieve aanslag ib/pvv 2019 is automatisch en zonder inhoudelijke beoordeling conform de aangifte vastgesteld.
7. In de aangifte ib/pvv 2020 heeft eiser een negatief resultaat uit overige werkzaamheden aangegeven van € 5.000. De definitieve aanslag ib/pvv 2020 is nog niet vastgesteld.
8. In de aangifte ib/pvv 2021 heeft eiser een negatief resultaat uit overige werkzaamheden aangegeven van € 10.000. De definitieve aanslag ib/pvv 2021 is nog niet vastgesteld.”