2.1.De rechtbank heeft de volgende feiten vastgesteld:
“
Feiten
1. Het [bedrijf 1] . (hierna: Het [bedrijf 1] ) is een alhier gevestigde vennootschap. Tot 13 september 2012 houdt eiseres 74 gewone aandelen A en 2.150 cumulatief preferente aandelen (hierna: cumprefs) B in het kapitaal van Het [bedrijf 1] . Haar broer houdt op dat moment 226 gewone aandelen B en 2.150 cumprefs A. Alle aandelen hebben een nominale waarde van € 4,50. De door eiseres gehouden aandelen behoren tot een aanmerkelijk belang waarvan de verkrijgingsprijs € 10.008 bedraagt.
2. Het [bedrijf 1] houdt tot 13 september 2012 alle aandelen in [bedrijf 2] . Laatstgenoemde houdt op haar beurt alle aandelen in Exploitatiemaatschappij [bedrijf 3] en Restaurant [bedrijf 2] .
3. De bezittingen van [bedrijf 2] . en Exploitatiemaatschappij [bedrijf 3] bestaan uit aan derden verhuurd onroerend goed. Door [bedrijf 2] . wordt een restaurant gedreven.
4. Op basis van de jaarrekeningen is het resultaat na belastingen van [bedrijf 2] . als volgt:
2009: € 141.590 negatief
2010: € 54.248 negatief
2011: € 52.349 negatief
2012: € 19.825
2013: € 43.820 negatief
2014: € 36.238 negatief
5. Het eigen vermogen van [bedrijf 2] . bedraagt eind 2011 € 436.673 negatief.
6. Op 31 augustus 2012 had eiseres een vordering op Het [bedrijf 1] van € 3.972.912. Op 13 september 2012 zijn eiseres en Het [bedrijf 1] overeengekomen dat laatstgenoemde haar schuld aan eiseres voor 31 december 2012 zou aflossen. Tevens werd overeengekomen dat Het [bedrijf 1] uiterlijk op 31 januari 2014 de door eiseres gehouden aandelen inkoopt voor een bedrag van € 1.500.000. Die inkoop heeft uiteindelijk plaatsgevonden op 4 maart 2014.
7. Bij het doen van aangifte heeft eiseres ter zake van de inkoop een vervreemdingsvoordeel aangegeven van € 1.500.000 minus € 10.008, derhalve € 1.489.992.
8. Bij het vaststellen van de aanslag is verweerder van de aangifte afgeweken en heeft hij op de voet van artikel 4.22, lid 1, van de Wet IB 2001 het aangegeven inkomen uit aanmerkelijk belang gecorrigeerd tot € 5.816.452. Die correctie is als volgt onderbouwd:
Waarde verkochte cumprefs € 822.375
Eigen vermogen Het [bedrijf 1] per 31 december 2011 € 5.197.395
Meerwaarde onroerend goed € 18.859.603
Pensioenverplichting € 1.425.549 -/-
Latentie vennootschapsbelasting
€ 2.615.108 -/-
Waarde gewone aandelen € 20.016.341
25% van de waarde gewone aandelen € 5.004.460
Totale waarde verkochte aandelen € 5.826.460
Verkrijgingsprijs
€ 10.008 -/-
Winst uit aanmerkelijk belang € 5.816.452
9. Verweerder heeft in de bezwaarfase voorgesteld een officiële taxatie van het door Het [bedrijf 1] (indirect) gehouden onroerend goed te laten uitvoeren, mede omdat aan de overdracht van de aandelen door eiseres geen waarderingsrapport ten grondslag ligt. Eiseres heeft dat voorstel afgeslagen. Vervolgens heeft verweerder zelf een waarde-onderzoek doen uitvoeren. Ter zake van dat onderzoek is een rapport opgemaakt en is nader gecorrespondeerd met de taxateur.
10. Bij uitspraak op bezwaar heeft verweerder de aangebrachte correctie van het aangegeven inkomen uit aanmerkelijk belang verminderd tot € 5.572.702. Die vermindering is een gevolg van het feit dat de meerwaarde die schuilgaat in het onroerend goed met € 975.000 is verlaagd.
11. Op 27 juni 2019 heeft eiseres een inkeerverzoek gedaan ter zake van in het buitenland aangehouden familievermogen dat nimmer is aangegeven. Dat vermogen wordt door verweerder geschat op € 40 à € 50 miljoen. Een deel van dat vermogen is, aldus verweerder, toerekenbaar aan eiseres. Eiseres heeft bij het doen van aangifte voor het onderhavige jaar de vraag inzake de betrokkenheid bij een trust of ander buitenlands doelvermogen niet met ja beantwoord, noch heeft zij het desbetreffende vakje in het aangiftebiljet aangekruist.”
Nu de juistheid van de hiervoor vermelde feiten door partijen is bevestigd, zal ook het Hof daarvan uitgaan. Het Hof voegt hier nog de volgende feiten aan toe.