Uitspraak
GERECHTSHOF AMSTERDAM
1.Ontstaan en loop van het geding
de vergrijpboetes;
op bezwaar;
redelijke termijn toe;
schade, vastgesteld op € 523,81;
toerekenbare immateriële schade, vastgesteld op € 4.976,19, en
2.Feiten
Feiten
Met ingang van 20 oktober 2005 is [zoon bestuurder] , zoon van [bestuurder] en [echtgenote van bestuurder] , toegetreden tot het bestuur.
Zo staat het pand aan [straat x] op de balans voor een boekwaarde van € 386.449,80. Ongeveer twee jaar geleden deelde [persoon xx] mij mede dat hij informeel het pand, bestaande uit 10 winkels met daarboven 30 flatwoningen, had getaxeerd en uitkwam op een waarde van 7 miljoen euro. Ook de serie bedrijfspanden aan [straat xx] , alhier, staat voor een veel lager bedrag op de balans. Er is afgelopen jaren steeds afgeschreven.’
Dit is fiscaal geoorloofd omdat het onroerend goed wordt beschouwd als een bedrijfsmiddel. In feite raken dergelijke afschrijvingen kant nog wal omdat het onroerend goed door de jaren heen trendmatig steeds in waarde is gestegen.
Een beursgenoteerd fonds als [beursfonds x] schrijft niets op het onroerend goed af.’
€ 548.000 en van eiseres € 10.906.000.
€ 14.251.845 op haar commerciële balans.
Het betreft het algehele vernieuwen van de overkapping van het winkelcentrum [winkelcentrum x] te [plaats xxxx] .’
De omschrijving van de factuur luidt:
U heeft aangegeven met deze berekening in te kunnen stemmen.”
Mogelijk leidt toepassing van de (…) concernratio van artikel 10d, lid 5 Wet vpb tot een andere uitkomst. Indien u de concernratio wenst toe te passen dient u hierom te verzoeken.
Indien u de concernratio wenst toe te passen verzoek ik u een berekening van de (…) concernratio te verstrekken. Ik verzoek u in dat geval tevens de commerciële vennootschappelijke balans van [belanghebbende] over 2008 en 2009 en de commerciële jaarrekening van de groep – zover bekend is dit de commerciële jaarrekening van het hoofd van de groep [Y] – te verstrekken.”
Ik stel u nogmaals in de gelegenheid gehoord te worden. Daartoe verzoek ik u binnen twee weken na dagtekening van deze brief contact met mij op te nemen voor het maken van een afspraak. Er zal niet worden gerappelleerd. Indien ik binnen deze termijn geen reactie van u ontvangen heb, ga ik er vanuit dat u geen prijs stelt op een gesprek en zal het bezwaarschrift worden afgewezen.”
Nadat wij in het bezit zijn gekomen van alle relevante stukken (…) zullen wij een afspraak maken (…), tenzij de door u te verstrekken relevante stukken aanleiding zouden geven tot een ander standpunt.
Wij voegen aan het vorenstaande toe dat u zich niet van de verplichting de stukken aan ons in afschrift te verstrekken, kunt afmaken door te wijzen op artikel 7:4 lid 2. Wij hebben niets aan het ter inzage nemen van stukken in het belastingkantoor.”
Ik stel u voor een laatste maal in de gelegenheid een afspraak te maken voor een hoorgesprek. In dit gesprek kunt u dan ook de situatie met betrekking tot de buitengewone last mondeling toelichten. (…)
Ik verzoek u binnen twee weken na dagtekening van deze brief contact met mij op te nemen voor het maken van een afspraak.”
Ik stel u voor de laatste maal in de gelegenheid een afspraak te maken voor een hoorgesprek en/of een inzage van het dossier (…). Ik verzoek u derhalve voor 27 februari 2013 contact met mij op te nemen.”
allestukken die op de zaak betrekking hebben. Na ontvangst en bestudering van deze stukken, ontvangt u van ons nader bericht omtrent ons recht om gehoord te worden.”
Bij het bovenstaande merk ik nog op dat het feit dat u in de veronderstelling bent niet over alle stukken van de zaak te beschikken (ondanks dat ik in mijn brieven van 23 oktober 2012 en 16 januari 2013 heb aangegeven dat dit wel het geval is) geen reden vormt het doen van uitspraak langer aan te houden.”
(…)
De aanslagen zijn opgelegd met correcties uit hoofde van de thincapregeling. Deze correcties zijn berekend met behulp van de vaste ratiotoets.
Bij aanslagregeling 2010 en 2011 heeft de inspecteur verzocht om – indien u de concernratio wilde toepassen – de commerciële vennootschappelijke balans van de vennootschap over 2010 en 2011 en de commerciële jaarrekening van de groep te verstrekken. Mijn collega’s hebben zich dienaangaande op het standpunt gesteld dat het hoofd van de groep – voorzover bekend – [Y] is. [Y] houdt immers alle aandelen in [enig aandeelhouder] U heeft deze gevraagde stukken niet verstrekt.
Bij het bezwaarschrift heeft u alsnog de vennootschappelijke balans van [belanghebbende] over 2010 en 2011 overgelegd alsmede een geconsolideerde balans van [enig aandeelhouder] over 2010 en 2011. (…)
(…)
Alvorens uitspraak op bezwaar te doen wil ik u in de gelegenheid stellen om alsnog de commerciële jaarrekeningen van zowel [enig aandeelhouder] als [Y] te overleggen.
(…)
Voorts ontvang ik graag de geconsolideerde jaarrekening (…) van het uiteindelijke groepshoofd indien dat een andere vennootschap betreft. (…)
Nu duidelijk is wat ik van u wil ontvangen verzoek ik u om zo spoedig mogelijk, in elk geval vóór 4 december a.s., aan te geven of u gehoord wilt worden en zo ja, wanneer. Ik verzoek u om drie data vóór eind december aan te geven waarop het hoorgesprek wat u betreft kan plaatsvinden.”
U hebt in uw brief van 25 november jl. allerlei inlichtingen in de vorm van financiële documentatie gevraagd. Ondergetekende moet daarvoor naar [stad in land X] om te proberen uit te zoeken of en in hoeverre de door u gewenste documenten verstrekt kunnen worden. Dit vergt enige tijd. Ondergetekende zal waarschijnlijk in de loop van januari a.s. daarover de nodige mededelingen kunnen doen. Wij verzoeken u dit af te wachten.”
(…)
(…)
Horen
(…)
In mijn eerder genoemde brieven van 3 juli, 24 oktober, 25 november en 10 december 2014 heb ik u in de gelegenheid gesteld om te worden gehoord. Op mijn laatste brief, waarin ik u voor de laatste maal in de gelegenheid stelde om aan te geven op welke datum u gehoord wilde worden, heeft u niet gereageerd. Ik zie daarom af van een hoorgesprek.”
Op grond van onze berekening verzoeken wij u de door u gemaakte thincap-korrektie te verminderen met € 413.292 - € 172.729 = € 240.563.”
€ 174.182 = € 239.110.”
, [Z] en de BV [enig aandeelhouder] .
gebleken dat de bank niet betrokken is bij de aangehaalde vennootschappen. Deze
vennootschappen zijn in geen van onze métiers gekend als cliënt of tegenpartij van
de bank.
inlichtingen, met name [xxxxx]
, zijn buitenlandse vennootschappen, fiscaal resident in het buitenland. Deze
vennootschappen worden beheerst door hun eigen rechtsregels. (…) Wij wensen u ook te
informeren dat [xxxxx] in Februari 2010
verkocht zijn geweest en bijgevolg niet meer behoren tot de [ubo] .”
U stelt dat u aan een boekenonderzoek over de jaren 2004 tot en met 2006 het vertrouwen kan ontlenen dat [ [A] BV] op basis van de concerntoets geen correctie ten aanzien van de betaalde rente hoeft toe te passen. U stelt dat de toepassing van de concernratio is onderzocht door en besproken met de controlerend ambtenaar, de heer [xxx] (…)
Dit standpunt is onjuist. [ [A] BV] was niet in de controle van [xxx] betrokken.
Naar u stelt is de thincapregeling zowel ten aanzien van [ [A] BV] als ten aanzien van [belanghebbende] door [xxx] , tijdens de controle, aan de orde gesteld.
[xxx] heeft desgevraagd aan [xxxxxxxxxx] [
Hof: een medewerker van de Belastingdienst] verklaard dat hij noch bij [A] noch bij [belanghebbende] de aftrekbaarheid van de verschuldigde rente aan [enig aandeelhouder] heeft onderzocht. Hij heeft ook geen herinneringen aan een discussie met betrekking tot de toepassing van de thincapregeling met betrekking tot één van deze vennootschappen. (…)
U beroept zich daarnaast op het feit dat ook bij aanslagregeling 2007 een correctie achterwege is gebleven. Dit is echter ten onrechte gebeurd.
Bij de aanslagregeling over 2006 is een correctie op grond van de vaste ratio van de thincap regeling aangebracht van € 413.292. In de brief van [A] aan de Belastingdienst van 10 december 2009 wordt verzocht de ‘
thincap-korrektie’op basis van de concernratio te verminderen tot € 172.729. De concernratio is berekend aan de hand van de bij deze brief gevoegde balansen van [enig aandeelhouder] en [A] . Bij de uitspraak op het bezwaar tegen de aanslag vennootschapsbelasting is – ten onrechte – de correctie op basis van de concernratio vastgesteld op € 174.182.
Aan het feit dat de aanslagen over 2004 t/m 2007 niet op de juiste wijze zijn afgehandeld kunt u naar mijn mening niet het vertrouwen ontlenen dat dat in de jaren daarna zo zal blijven.”
(…)
1. [Belanghebbende], die reeds vanaf 2001 feitelijk gebruikster was van de ruimte (…), huurt met terugwerkende kracht van de [A] het souterrain (…).
2. Alle bepalingen in genoemde huurovereenkomst van 24 oktober 2000, waarvan een kopie aan deze overeenkomst is gehecht, gelden onverkort ook voor de huurverhouding tussen [belanghebbende] en de [A] . (…)
3. De huurprijs tussen [belanghebbende] en de [A] zal t.z.t. nader worden vastgesteld in de vorm van één som, alles afhankelijk van de vraag wanneer het souterrain aan derden verhuurd zal zijn, met als gevolg dat partijen op dit moment nog niet kunnen beoordelen hoe lang de onderhavige huurovereenkomst zal lopen en hoe hoog dientengevolge de huurvergoeding zal zijn die [belanghebbende] aan de [A] zal behoren te betalen. Intussen zal de [A] steeds iedere maand de verschuldigde huur aan [D] rechtstreeks aan deze overmaken.”
€ 1.722,74 (excl. BTW) en vanaf december 2004 voor € 1.741,69 (excl. BTW).
TWEEDE GRIEF:
Ten onrechte heeft de kantonrechter in zijn eindvonnis overwogen dat m.b.t. de eis van vrije toegang onweersproken vast zou staan dat geïntimeerden aan de [A] de sleutels ter beschikking hebben gesteld van een achterdeur die toegang zou geven tot de ruimte van gedaagde en dat gedaagde niet (gemotiveerd) zou hebben gesteld dat die deur geen adequate toegangsvoorziening betreft, met als gevolg dat het ontbreken van een vrije toegang als grond voor de opschorting daarmee zou zijn komen te vervallen.
(…)
De redenering van de kantonrechter is (…) onlogisch want deze zou er in feite op neer komen dat de [A] een aangetekende brief met ontvangstbevestiging dd. 13 februari 2003 verstuurt en vervolgens in een gesprek al haar bezwaren zou hebben laten varen nadat geïntimeerden de heren (…) vermanend zouden hebben toegesproken. Zo werkt dat niet. In een gesprek moeten er over en weer concessies worden gedaan wil men tot een regeling komen. In het onderhavige geval deed zich dat ook voor. Dat geïntimeerden ondanks hun uitdrukkelijke toezegging te zullen zorgen voor een ander slot en een oplossing voor de doorgang (…), zulks niet te hebben gedaan, terwijl de [A] haar huurbetalingen wel is gaan hervatten, was voor de [A] , mede gezien de vriendschappelijke relatie die er destijds bestond, in dat stadium nog geen aanleiding de huurbetalingen opnieuw op te schorten en/of rechtsmaatregelen te nemen, temeer omdat de [A] in genoemd stadium vooralsnog geen bestemming voor het gehuurde had. De situatie bleef voortsudderen totdat [belanghebbende], eigenares en exploitant van het winkelcentrum [winkelcentrum x] (…) de litigieuze ruimte goed kon gebruiken en daarvoor huur aan de [A] zou gaan betalen.”
€ 11.022 (2008) en € 7.249 (2009).
2010 Correctie thincap € 452.982/vastgesteld belastbaar bedrag € 494.597 x verschuldigde belasting € 115.121 x 50% boete = € 52.717.
Over 2010 is een boete opgelegd van € 49.898. Nu de door mij berekende boete hoger is dan de opgelegde boete zal de boete over dit jaar niet worden verminderd.
2011 Correctie thincap € 470.451. Dit bedrag is hoger dan het vastgestelde belastbare bedrag ad € 379.330. Het hele belastbare bedrag heeft derhalve betrekking op de aangebrachte correctie. Verschuldigde belasting € 84.832 x 50% = € 42.416 boete.
De opgelegde vergrijpboete ad € 56.825 is te hoog vastgesteld en wordt door mij verminderd tot op een bedrag van € 42.416.”
Bovenstaand feit kwalificeert als opzet waardoor een vergrijpboete van 50% over de boetegrondslag ex paragraaf 28 lid 3 BBBB gerechtvaardigd is. Gelet hierop ben ik voornemens een boete op te leggen.”
3.3. Geschil in hoger beroep
4.4. Oordeel van de rechtbank
Beoordeling van het geschil
onderneming. In dit verband betoogt verweerder dat de door eiseres overgelegde huurovereenkomst met [A] van 28 december 2003 in zakelijke verhoudingen ongebruikelijk is. Verweerder wijst daartoe onder meer op het feit dat de overeenkomst achteraf is opgesteld, dat hierin geen huurprijs is overeengekomen en dat in de overeenkomst niet is vastgesteld hoeveel vierkante meters worden verhuurd.
Verweerder wijst op correspondentie waaruit volgens hem blijkt dat (het bestuur van) eiseres grote kennis heeft van de thincap, namelijk:
- een brief van [bestuurder] aan verweerder van 15 oktober 2007 waarin hij ingaat op toepassing van de thincap-regeling bij [enig aandeelhouder] ;
rechtbank roept in herinnering dat, voor zover het de boetes betreft, het aan verweerder is om aannemelijk te maken dat eiseres zich (in redelijkheid) niet op de concernratio heeft kunnen beroepen. Verweerder heeft niet aannemelijk gemaakt dat eiseres wist dat zij geen beroep kon doen op de concernratio met [enig aandeelhouder] als groepshoofd. Evenmin is komen vast te staan dat eiseres opzettelijk informatie heeft achtergehouden tegenover verweerder. In de gegeven omstandigheden kan niet worden gezegd dat eiseres willens en wetens de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat de aangiften onjuist zouden zijn. De stellingen van verweerder die ertoe strekken dat eiseres de concernratio onjuist heeft berekend, brengen de rechtbank evenmin tot het aannemen van (voorwaardelijk) opzet van eiseres. Nu (voorwaardelijk) opzet niet is bewezen, zijn de vergrijpboetes ten onrechte opgelegd en dienen ze te worden vernietigd. Gelet hierop dienen de beroepen gegrond te worden verklaard. De rechtbank komt niet toe aan beoordeling van het in dit verband gedane (voorwaardelijke) bewijsaanbod van eiseres.
worden verminderd. Het staat verweerder daarbij volgens vaste jurisprudentie vrij om de aanslag pas aan het eind van de termijn op te leggen, al dan niet met correcties (o.a. HR 22 maart 2000, nr. 35 155, ECLI:NL:HR:2000:AA5225).
€ 523,81 aan eiseres te vergoeden en de Staat (de Minister van Justitie en Veiligheid)
€ 4.976,19.
5.Beoordeling van het geschil
Hetgeen belanghebbende daaromtrent in hoger beroep naar voren heeft gebracht biedt daarvoor onvoldoende grond. Als, zoals belanghebbende heeft gesteld, de voorzitter een gemachtigde erop attent maakt dat het pleidooi afwijkt van de pleitnota en in dat kader verzoekt aan te geven waar hij zich in zijn pleitnota bevindt, dan dient dat (mede) om te voorkomen dat de pleitnota niet volledig wordt voorgelezen, in welk geval een ter zitting overgelegde pleitnota niet, althans niet volledig, tot de gedingstukken kan worden gerekend.
Onder deze omstandigheden is er volgens de inspecteur geen schending van het recht van belanghebbende te worden gehoord.
1. Voordat een bestuursorgaan op het bezwaar beslist, stelt het belanghebbenden in de gelegenheid te worden gehoord.
2. Het bestuursorgaan stelt daarvan in ieder geval de indiener van het bezwaarschrift op de hoogte (…).
Van het horen kan worden afgezien indien:
(…)
d. de belanghebbende niet binnen een door het bestuursorgaan gestelde redelijke termijn verklaart dat hij gebruik wil maken van het recht te worden gehoord, (…).”
Stb. 2012, 682 (Wet aanpassing bestuursrecht), is onder meer het volgende opgemerkt:
Stcrt. 2011, 12570, is onder meer het volgende vermeld:
1. In afwijking van artikel 25, eerste lid, van de AWR ligt het initiatief voor het horen van belanghebbende, conform artikel 7:2 van de Awb, bij de inspecteur. Als belanghebbende niet reageert op de uitnodiging dan neemt de inspecteur contact met hem op.”
Stcrt. 2013, 35879, is onder meer het volgende vermeld:
1 Het initiatief voor het horen van een belanghebbende ligt bij de inspecteur (conform artikel 7:2 van de Awb en in afwijking van artikel 25, eerste lid, van de AWR). (…)
Thincapregeling5.3.1. Belanghebbende beroept zich op toepassing van de concernratio van artikel 10d, vijfde lid, van de Wet. In dat verband gaat belanghebbende ervan uit dat [enig aandeelhouder] BV als hoofd fungeert van de groep van vennootschappen waartoe belanghebbende behoort. Volgens haar oefende [enig aandeelhouder] BV de dagelijkse leiding van de groep uit; zij voerde het beheer over het vastgoed en de kasmiddelen. [Y] fungeert volgens belanghebbende alleen maar als houdster van de aandelen in [enig aandeelhouder] BV. Het essentiële beleid, zoals de strategische beleidsbepaling en de aan- en verkoop van vastgoed berustte volgens belanghebbende bij [ubo] , als ultimate beneficial owner (ubo). Belanghebbende verwijst in dit verband naar een bij haar tiendagenstuk voor de zitting van de rechtbank overgelegd structuurschema. Volgens dit schema zijn de aandelen van [Y] in bezit van [xxxxx] in bezit van [ubo] die in het schema als ubo is aangeduid. Voorts wijst belanghebbende in dit verband op een publicatie van ‘ [adviseur] ’ van 4 februari 2012 waarin is vermeld dat een groep investeerders [xxxxx] door middel van een ‘leveraged buyout’ van [ubo] heeft gekocht.
[getuige 1] , [getuige 2] en eventueel [getuige 3] en [getuige 4] (medewerkers van de Belastingdienst). Desgevraagd heeft belanghebbende bij monde van [bestuurder] ter zitting verduidelijkt dat het gaat om een voorwaardelijk bewijsaanbod, voor zover het Hof twijfels zou hebben aan de feitelijke inhoud van de correspondentie bij het in eerste aanleg overgelegde tiendagenstuk. Nu het Hof op zichzelf geen reden heeft om aan de feitelijke inhoud van de hiervoor bedoelde correspondentie te twijfelen, kan reeds op deze grond aan het voorwaardelijk aanbod van getuigenbewijs worden voorbijgegaan.
€ 1.741,69 die is vermeld in de onder 2.18 vermelde dagvaarding van 20 december 2004.
Naar het oordeel van het Hof is belanghebbende hierin niet geslaagd. Zij is er niet in geslaagd voldoende aannemelijk te maken waarop de gestelde last betrekking heeft. Aanvankelijk is gesteld dat deze verband zou houden met de dakbedekking van een winkelcentrum in [plaats xxxx] . Vervolgens heeft zij gesteld dat het zou gaan om de huur van een souterrain in [plaats xxxx] . Indien daarvan wordt uitgegaan, dan is niet voldoende duidelijk geworden wanneer dat gebruik is aangevangen. Uit de onder 2.19 aangehaalde passage uit een dagvaarding van 21 oktober 2005 is af te leiden dat dit eerst enige tijd is geweest nadat er tussen de verhuurder en [A] BV een geschil was ontstaan over de toegankelijkheid van het souterrain. Indien voorts ervan wordt uitgegaan dat de huur vanaf 30 november 2005 is geëindigd, belanghebbende niet meer dan circa de helft van het souterrain zou hebben gebruikt en de totale huur over de volledige periode waarin [A] BV het souterrain heeft gehuurd – volgens een berekening van de inspecteur – € 103.000 bedroeg, dan rijst de vraag waarop dan een aftrek in 2008 van € 150.000 zou kunnen zijn gebaseerd. De door belanghebbende overgelegde huurovereenkomst tussen [A] BV en belanghebbende geeft op deze vraag, gegeven de hiervoor vermelde feiten en omstandigheden, geen antwoord.
Ook overigens biedt hetgeen belanghebbende naar voren heeft gebracht geen onderbouwing voor het in 2008 in aanmerking nemen van de gestelde last. Daarmee is de zakelijkheid van deze last niet vast komen te staan en is evenmin komen vast te staan dat deze last, welke betrekking heeft op een huurovereenkomst die vanaf 30 november 2005 moet zijn geëindigd, in zoverre deze al zakelijk zou zijn, nog in 2008 in aanmerking zou kunnen worden genomen. Op deze gronden kan de door belanghebbende gestelde buitengewone last van
€ 150.000 bij belanghebbende niet in 2008 in aanmerking worden genomen.
Dat belanghebbende, althans [bestuurder] , ten tijde van het doen van de aangiften Vpb 2010 en 2011 ermee bekend was dat de aandelen van [enig aandeelhouder] BV werden gehouden door [Y] , volgt onder meer uit de bijlage bij de brief van [bestuurder] namens [enig aandeelhouder] BV aan [bank xxxxxx] en [pensioenfonds] van 3 juni 2009 (zie onder 2.10).
De boete voor het jaar 2010 zal derhalve worden verminderd tot € 39.918 en de boete voor het jaar 2011 tot € 33.933.
6.Kosten
7.Beslissing
- vernietigt de uitspraak van de rechtbank, behoudens voor zover deze betrekking heeft op de
aanslagen vennootschapsbelasting voor de jaren 2008, 2009, 2010 en 2011, de
vergrijpboeten voor de jaren 2008 en 2009, de vergoeding van immateriële schade en
de vergoeding van het betaalde griffierecht;
- vernietigt de uitspraak op bezwaar voor zover deze betrekking heeft op de vergrijpboeten
voor de jaren 2010 en 2011;
- vermindert de vergrijpboeten tot een bedrag van € 39.918 voor het jaar 2010 en € 33.933
voor het jaar 2011, en
- draagt de inspecteur op het betaalde griffierecht van € 532 aan belanghebbende te
vergoeden.
mr. A.F.J.S. Molleman als griffier. De beslissing is op 1 maart 2022 in het openbaar uitgesproken.
de Hoge Raad der Nederlanden via het webportaal van de Hoge Raad www.hogeraad.nl.
de Hoge Raad der Nederlanden (belastingkamer), postbus 20303, 2500 EH Den Haag. Alle andere personen en gemachtigden die beroepsmatig rechtsbijstand verlenen, zijn in beginsel verplicht digitaal te procederen (zie www.hogeraad.nl).
Wie niet verplicht is om digitaal te procederen, kan op vrijwillige basis digitaal procederen. Hieronder leest u hoe een cassatieberoepschrift wordt ingediend.
www.hogeraad.nl. Informatie over de inlogmiddelen vindt u op
www.hogeraad.nl.
Een professionele gemachtigde moet altijd digitaal procederen, ongeacht voor wie de gemachtigde optreedt. Degene die op papier mag procederen en dat ook wil, kan het beroepschrift in cassatie sturen aan
de Hoge Raad der Nederlanden (belastingkamer), postbus 20303, 2500 EH Den Haag.