ECLI:NL:HR:2000:AA5225
Hoge Raad
- Cassatie
- R.J.J. Jansen
- A. van Brunschot
- M. van Vliet
- J. van Amersfoort
- L. Lourens
- Rechtspraak.nl
Cassatie over aanslag inkomstenbelasting en heffingsrente met betrekking tot een pensionbedrijf
In deze zaak gaat het om een beroep in cassatie van belanghebbende X tegen de uitspraak van het Gerechtshof te ‘s-Gravenhage van 20 januari 1999. De zaak betreft een aanslag in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen voor het jaar 1993, waarbij een belastbaar inkomen van ƒ 99.308,-- is vastgesteld. Tevens is er een beschikking inzake heffingsrente van ƒ 2.895,-- opgelegd. Na bezwaar tegen de aanslag en de beschikking heeft de Inspecteur deze gehandhaafd, waarna belanghebbende in beroep ging bij het Hof, dat de uitspraak van de Inspecteur bevestigde.
In cassatie heeft belanghebbende de uitspraak van het Hof bestreden. De Hoge Raad oordeelt dat het Hof terecht heeft geoordeeld dat de uitoefening van het pensionbedrijf door belanghebbende in haar woning moet worden aangemerkt als het drijven van een onderneming. Het Hof heeft vastgesteld dat belanghebbende ervoor heeft gekozen het pand in zijn geheel tot het ondernemingsvermogen te rekenen, en dat deze keuze niet als een vrije keuze kan worden gezien. De Hoge Raad oordeelt dat het oordeel van het Hof niet onbegrijpelijk is en dat het in cassatie moet worden geëerbiedigd.
Daarnaast faalt het subsidiaire middel van belanghebbende, dat stelt dat de Inspecteur gebonden is aan zijn standpunt met betrekking tot de etikettering van het pand. De Hoge Raad stelt vast dat belanghebbende zich niet heeft beroepen op een door de Inspecteur gewekte toezegging, en dat een dergelijk beroep niet voor het eerst in cassatie kan worden gedaan. De Hoge Raad concludeert dat de heffingsrente terecht in rekening is gebracht en dat er geen termen zijn voor een veroordeling in de proceskosten. Uiteindelijk verwerpt de Hoge Raad het beroep van belanghebbende.