2.1.De rechtbank heeft de volgende feiten vastgesteld (belanghebbende en de inspecteur worden in de uitspraak van de rechtbank aangeduid als ‘eiseres’ respectievelijk ‘verweerder’):
“
Feiten
1. Eiseres is firmant van de [B] te [Z] (hierna ook: de VOF). De andere firmant is haar echtgenoot, de heer [A] . Beiden zijn onbeperkt bevoegd de onderneming te vertegenwoordigen. Beide firmanten zijn niet opgenomen in de loonadministratie.
2. De activiteiten bestaan uit de exploitatie van een (vracht)auto-, motor- en bromfietsrijschool waar tevens theorielessen gegeven worden.
3. De onderneming is momenteel gevestigd te [adres] [Z] . Tijdens de gecontroleerde periode was de onderneming gevestigd te [adres 2] te [Z] .
4. Beide firmanten verzorgen zelf de dagelijkse administratie in Excel. De financiële administratie wordt bijgehouden door de boekhouder. De administratie wordt ongeveer eens per jaar naar de boekhouder gebracht voor verwerking.
5. Verweerder heeft bij de VOF met ingang van 14 september 2015 een boekenonderzoek ingesteld naar de aanvaardbaarheid van de aangiften loonheffingen over de tijdvakken 1 januari 2011 tot en met 20 juni 2015. Het boekenonderzoek is uitgebreid naar de aanvaardbaarheid van de aangiften omzetbelasting (hierna: “OB”) over de tijdvakken
1 januari 2011 tot en met 30 juni 2015 en de aangiften inkomstenbelasting over de jaren 2010 tot en met 2013.
De resultaten zijn neergelegd in rapporten ten aanzien van eiseres en haar echtgenoot gedagtekend 21 maart 2017 en in een rapport ten aanzien van de VOF van 4 april 2017.
6. De VOF heeft een ontvangst- en uitgavenboek, dat echter ook een kas- en bankboek blijkt te zijn. Daarnaast zijn ordners met ringbandbladen aanwezig waarop per blad slechts een datum en per uur zeer summier enkele namen van leerlingen zijn vermeld. Genoemde ordners dienden volgens de VOF als administratie en tevens als rittenregistratie. Op de band van de ordners staat: “kilometerlijsten”. Deze ringbandbladen bevatten geen naam van de instructeur, geen kenteken van de betreffende auto, geen exacte naam van de (wel genoteerde) leerlingen en tevens is de lestijd niet te herleiden. Bovendien zijn geen primaire bescheiden aangetroffen in de administratie van de contant ontvangen lesgelden.
7. Het boekenonderzoek heeft geleid tot bevindingen waarbij naar voren is gekomen dat de vastlegging van de omzetverantwoording zeer summier, onduidelijk en onvolledig is. Op basis van de aanwezige stukken bij de VOF was het voor verweerder niet mogelijk een betrouwbare en volledige omzet vast te stellen die aansluit met de administratie van de VOF. De omzet wordt (voornamelijk) behaald door het geven van rijlessen door instructeurs. Bij een niet betrouwbare vastlegging van de omzet in de administratie van de VOF, kan dientengevolge ook geen juiste en volledige koppeling gemaakt worden met de verloonde uren van de instructeurs. De administratie vertoont dusdanige gebreken dat deze niet kan dienen als deugdelijke basis voor de vaststelling van verschuldigde inkomensheffing en premies Zorgverzekeringswet.
8. Om tot een juiste vaststelling van de omzet te komen heeft verweerder een theoretische omzet- en urenberekening gemaakt over de gecontroleerde jaren.
Theoretische omzetberekening
9. Aan het Centraal Bureau Rijvaardigheid (CBR) is een opgave gevraagd van de door de VOF afgenomen rijexamens. Het CBR heeft de Belastingdienst op leerlingenniveau een opgave verstrekt van de door eiseres afgenomen examens in de jaren 2010 tot en met 2014. Voor elk jaar is per verkeersopleiding een totaaltelling gemaakt van de afgenomen rijexamens door eiseres.
10. Vervolgens is vastgesteld wat het gemiddeld aantal rijlessen is alvorens rijexamen wordt afgelegd. Dit gemiddelde is bepaald door de norm aantal rijlessen - zoals door het CBR aangegeven (voor personenauto’s 36) - te middelen met het aantal lessen dat volgens eiseres door de leerlingen wordt gevolgd alvorens af te rijden.
11. Voor alle verkeersopleidingen is een vergelijkbare berekening gemaakt:
type verkeersopleiding gemiddeld aantal rijlessen
Personenauto 29
Bromfiets 3
Motor 7
Vrachtauto 20
Vrachtauto combinatie 11
Personenauto aanhangwagen 6
Taxi 6
Bus 20
12. Dit gemiddeld aantal lessen is gekoppeld met het onder punt 15 benoemde aantal afgenomen rijexamens. Hieruit volgt een totaal aantal lessen per rijvaardigheid per jaar,
waarbij één les gelijk staat aan één lesuur. De totaaltelling van het aantal lesuren per jaar bedraagt dan:
2011 2012 2013 2014
Totaal aantal lesuren 12.867 16.067 14.378 14.050
13. De laatste stap in de theoretische omzetberekening is om de berekende aantal
lesuren per jaar per verkeersopleiding te vermenigvuldigen met de gehanteerde prijzen van eiseres en vervolgens per jaar al deze uitkomsten op te tellen. Dit leidt tot een jaarlijkse omzet van:
2011 2012 2013 2014
Theoretische omzet € 682.579 € 875.538 € 846.332 € 846.570
14. Deze door verweerder berekende omzet is met de adviseur en eiseres besproken op 21 december 2015. Hierop heeft de adviseur per brief van 5 juli 2016 aangegeven dat de uitgangspunten van de Belastingdienst niet (allemaal) overeenkomen met de werkelijkheid, zoals tijd en prijs per uur.
15. In haar brief van eveneens 5 juli 2016, stelt de adviseur van eiseres dat een gedeelte van de door verweerder berekende omzet valt toe te rekenen aan zogenoemde franchisenemers. Hiertoe heeft de adviseur voor de jaren 2010 tot en met 2012 een overzicht met namen van leerlingen en franchisenemers toegevoegd.
16. Verweerder heeft naar aanleiding van de brieven van 5 juli 2016 onderzocht of de genoemde leerlingen daadwerkelijk bij de VOF rijlessen hebben gevolgd. Uit de ter beschikking gestelde leerlingbak is middels een deelwaarneming (14 namen) in slechts één geval vastgesteld dat deze leerling bij de VOF rijlessen heeft afgenomen.
Van de overige leerlingen gaf eiseres aan dat deze wellicht zouden zijn weggegooid. In eerdere gesprekken is echter verklaard door eiseres dat alle leerlingenkaarten aanwezig zijn.
17. Gelijktijdig met voornoemde deelwaarneming is door verweerder een derdenonderzoek ingesteld bij enkele franchisenemers zoals genoemd in de brief van 5 juli 2016. Onafhankelijk van elkaar zijn deze personen geconfronteerd met facturen die zijn aangetroffen bij de VOF, alsmede met een lijst van leerlingen aan wie zij rijles zouden hebben gegeven namens de VOF. Elk van hen heeft schriftelijk bevestigd dat slechts enkele
namen zoals beschreven in de lijst met leerlingen bekend voorkwam. Vele namen van leerlingen die zij les zouden hebben gegeven volgens de VOF komen hen niet bekend voor. Eén van de franchisenemers, de heer [C] , heeft verklaard dat de getoonde facturen hem niet bekend voorkwamen en zelfs dat hij nooit één factuur heeft opgemaakt. Een andere franchisenemer gaf aan dat enkele getoonde facturen niet door hem zijn opgemaakt. Hiermee geconfronteerd ten tijde van een hoorgesprek op 25 januari 2018 gaf eiseres aan dat de franchisenemers in kwestie niet betrouwbaar zijn.
18. Op 14 maart 2018 heeft verweerder een bezoek gebracht aan de VOF. Als
uitvloeisel hiervan is besloten tot een poging tot reconstructie van (een deel
van de) administratie van de VOF teneinde het realiteitsgehalte van de theoretische omzetberekening te beoordelen.
19. Op 29 maart 2018 heeft verweerder een bezoek gebracht aan de nieuwe adviseur om aansluiting te vinden tussen de rittenadministratie van de lesauto’s en de aangegeven omzet. Gezien de gebrekkige vastleggingen zijn zij hierin niet geslaagd, waarbij tevens geconstateerd is dat de meeste leerlingkaarten niet aanwezig waren. Van dit bezoek is op 10 april 2018 een verslag met bevindingen aan de nieuwe adviseur gezonden.”