ECLI:NL:HR:2024:1332
Hoge Raad
- Cassatie
- Rechtspraak.nl
Cassatie tegen uitspraak Gerechtshof Amsterdam inzake navorderingsaanslagen inkomstenbelasting en Zorgverzekeringswet
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 27 september 2024 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen de uitspraak van het Gerechtshof Amsterdam van 22 december 2022. De zaak betreft een beroep in cassatie van belanghebbende, vertegenwoordigd door L.C. de Jager, tegen de Staatssecretaris van Financiën. De belanghebbende, een vennootschap onder firma, had bezwaar gemaakt tegen verschillende navorderingsaanslagen in de inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen voor de jaren 2011 en 2012, alsook tegen aanslagen voor de jaren 2012 en 2013. Daarnaast waren er boetebeschikkingen opgelegd die ook ter discussie stonden.
De Hoge Raad heeft de klachten van de belanghebbende beoordeeld, maar kwam tot de conclusie dat deze niet konden leiden tot vernietiging van de uitspraak van het Hof. De Hoge Raad oordeelde dat het niet nodig was om de redenen voor dit oordeel verder te motiveren, aangezien de vragen die aan de orde waren niet van belang waren voor de eenheid of ontwikkeling van het recht, zoals bedoeld in artikel 81, lid 1, van de Wet op de rechterlijke organisatie.
De Hoge Raad heeft ook geen aanleiding gezien om de Staatssecretaris te veroordelen in de proceskosten. Uiteindelijk verklaarde de Hoge Raad het beroep in cassatie ongegrond, waarmee de uitspraak van het Gerechtshof in stand bleef.