ECLI:NL:GHAMS:2022:2936

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
3 augustus 2022
Publicatiedatum
18 oktober 2022
Zaaknummer
21/00537
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake aanslag rioolheffing door Gerechtshof Amsterdam

In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 3 augustus 2022 uitspraak gedaan in het hoger beroep van [X] B.V. tegen de heffingsambtenaar van de gemeente [B]. De zaak betreft een aanslag rioolheffing die aan belanghebbende is opgelegd voor het jaar 2020. De heffingsambtenaar had op 29 februari 2020 een aanslag opgelegd, waartegen belanghebbende bezwaar maakte. De rechtbank Noord-Holland verklaarde het beroep van belanghebbende ongegrond in haar uitspraak van 28 juli 2021. Belanghebbende ging in hoger beroep, dat op 9 augustus 2021 bij het Hof werd ingediend. Tijdens de zitting op 13 juli 2022 is het geschil behandeld. Het Hof oordeelde dat de aanslag rioolheffing terecht was opgelegd, omdat het hemelwater van de garagebox van belanghebbende indirect op de gemeentelijke riolering werd geloosd. Het Hof bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar uitgesproken en belanghebbende kan binnen zes weken beroep in cassatie instellen bij de Hoge Raad.

Uitspraak

GERECHTSHOF AMSTERDAM

Kenmerk 21/00537
3 augustus 2022
uitspraak van de derde meervoudige belastingkamer
op het hoger beroep van
[X] B.V., gevestigd te [Z] , belanghebbende,
(gemachtigde: [A] )
tegen de uitspraak van 28 juli 2021 in de zaak met kenmerk HAA 20/2102 van de rechtbank Noord-Holland (hierna: de rechtbank) in het geding tussen
belanghebbende
en
de heffingsambtenaar van de gemeente [B] ,de heffingsambtenaar.

1.Ontstaan en loop van het geding

1.1.
De heffingsambtenaar heeft met dagtekening 29 februari 2020 aan belanghebbende voor het jaar 2020 een aanslag rioolheffing opgelegd ter zake van de onroerende zaak [adres] te [B] .
1.2.
Belanghebbende heeft bezwaar gemaakt tegen deze aanslag.
1.3.
De heffingsambtenaar heeft bij uitspraak op bezwaar de aanslag gehandhaafd.
1.4.
De rechtbank heeft bij uitspraak van 28 juli 2021 het beroep van belanghebbende ongegrond verklaard.
1.5.
Het tegen deze uitspraak door belanghebbende ingestelde hoger beroep is bij het Hof ingekomen op 9 augustus 2021. De heffingsambtenaar heeft een verweerschrift ingediend.
1.6.
Belanghebbende heeft bij brieven gedateerd 26 februari 2022 en 18 juni 2022 nadere stukken ingediend. Afschriften hiervan zijn aan de wederpartij verstrekt.
1.7.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 13 juli 2022. Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt dat met deze uitspraak wordt meegezonden.
1.8.
Van belanghebbende zijn na de zitting, waarin het onderzoek is gesloten, brieven met bijlagen ontvangen, gedateerd 13 juli 2022 en 16 juli 2022. Het Hof ziet in deze brieven en de daarbij gevoegde bijlagen geen reden het onderzoek te heropenen.

2.Feiten

Belanghebbende is eigenaar en gebruiker van de garagebox met het adres [adres] te [B] (hierna: de garagebox). De garagebox (welke in een rij is gebouwd) is aan de voorzijde gelegen aan de openbare weg tussen andere garageboxen, de achterzijde van de garagebox grenst aan een grasveld.

3.Geschil in hoger beroep

3.1.
Zowel in beroep als in hoger beroep is in geschil of de aanslag rioolheffing terecht en op goede gronden is opgelegd.
3.2.
Partijen doen hun standpunten steunen op de gronden welke door hen zijn aangevoerd in de van hen afkomstige stukken. Voor hetgeen zij daaraan ter zitting hebben toegevoegd wordt verwezen naar het van het verhandelde ter zitting opgemaakte proces-verbaal.

4.Het oordeel van de rechtbank

De rechtbank heeft met betrekking tot het geschil het volgende overwogen (in de uitspraak van de rechtbank wordt belanghebbende aangeduid als ‘eiseres’ en de heffingsambtenaar als ‘verweerder’):
“Beoordeling van het geschil
6. Artikel 228a, eerste en tweede lid, van de Gemeentewet luidt als volgt:
1. Onder de naam rioolheffing kan een belasting worden geheven ter bestrijding van de kosten die voor de gemeente verbonden zijn aan:
a. de inzameling en het transport van huishoudelijk afvalwater en bedrijfsafvalwater, alsmede de zuivering van huishoudelijk afvalwater en
b. de inzameling van afvloeiend hemelwater en de verwerking van het ingezamelde hemelwater, alsmede het treffen van maatregelen teneinde structureel nadelige gevolgen van de grondwaterstand voor de aan de grond gegeven bestemming zoveel mogelijk te voorkomen of te beperken.
2. Ter zake van de kosten, bedoeld in het eerste lid, onderdelen a en b, kunnen twee afzonderlijke belastingen worden geheven.
Ingevolge artikel 1, eerste lid onder a en onder b, van de Verordening op de heffing en invordering van rioolheffing 2020 van de gemeente [B] (hierna: de Verordening) wordt onder
gemeentelijke rioleringverstaan: een voorziening of combinatie van voorzieningen voor inzameling, verwerking, zuivering of transport van afvalwater, hemelwater of grondwater, in eigendom, in beheer of in onderhoud bij de gemeente; en onder
water: huishoudelijk afvalwater, bedrijfsafvalwater, hemelwater, grondwater of oppervlaktewater
Ingevolge artikel 2, aanhef en onder b, van de Verordening wordt onder de naam rioolheffing een directe belasting geheven ter bestrijding van de kosten die voor de gemeente verbonden zijn aan de inzameling van afvloeiend hemelwater en de verwerking van het ingezamelde hemelwater, alsmede het treffen van maatregelen teneinde structureel nadelige gevolgen van de grondwaterstand voor de aan de grond gegeven bestemming zoveel mogelijk te voorkomen of te beperken.
Ingevolge artikel 3, eerste lid, van de Verordening wordt de belasting geheven van degene die bij het begin van het belastingjaar het genot heeft krachtens eigendom, bezit of beperkt recht van een perceel dat direct of indirect is aangesloten op de gemeentelijke riolering.
7. De rechtbank volgt verweerder in diens betoog dat het van de garagebox afkomstige hemelwater op een bij de gemeente in eigendom zijnde kavel wordt geloosd en dat hierdoor sprake is van een indirecte aansluiting waarmee het hemelwater terechtkomt in de gemeentelijke riolering. Hetgeen zijdens eiseres is aangedragen biedt geen aanknopingspunten voor een andersluidende conclusie.
8. Gelet op het voren overwogene dient het beroep ongegrond te worden verklaard.
Proceskosten
9. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.”

5.Beoordeling van het geschil in hoger beroep

5.1.
De rechtbank heeft in rechtsoverweging 6 het juiste juridische toetsingskader in haar uitspraak opgenomen. Het Hof zal ook van dit toetsingskader uitgaan. Voorts is het aan de heffingsambtenaar om het belastbare feit aannemelijk te maken.
5.2.
Het Hof acht het op grond van het door partijen overgelegde fotomateriaal aannemelijk dat zich in geval van neerslag op het dak van de garageboxen, waaronder de garagebox van belanghebbende, hemelwater verzamelt, dat dit hemelwater langs op de foto’s zichtbare afvoerpijpen het dak van de garageboxen kan verlaten en dat het vervolgens, langs een op de foto’s zichtbare (lichte) welving van de straat, in een vierkanten – deels open – putdeksel terecht kan komen. Naar de heffingsambtenaar heeft gesteld en het Hof aannemelijk acht, wordt het hemelwater dat op het dak van (onder meer) de garagebox van belanghebbende valt, afgevoerd naar het putdeksel, en is de desbetreffende put aangesloten op de gemeentelijke riolering. Het Hof baseert zijn oordeel mede op de als Bijlage F bij de brief van de heffingsambtenaar van 29 april 2021 (verweerschrift in eerste aanleg) en de bijlage bij de brief van 6 april 2021 van belanghebbende (nader stuk in eerste aanleg) tot het dossier behorende bewijsmiddelen (foto’s van de garageboxen).
5.3.1.
Het Hof beschouwt de (wijze van) bestrating in combinatie met het putdeksel als een voorziening of combinatie van voorzieningen voor inzameling van hemelwater als bedoeld in artikel 1, onderdeel a, van de Verordening.
5.3.2.
Op de wijze als hiervoor onder 5.2. is beschreven, is naar het oordeel van het Hof (onder meer) de garagebox van belanghebbende indirect, dat wil zeggen via één of meer op het dak van de garageboxen aangebrachte afvoerpijpen, aangesloten op de gemeentelijke riolering. Belanghebbende heeft daarvan het genot krachtens – naar niet in geschil is – eigendom (bij het begin van het jaar 2020), van één van de ter plaatste aanwezige garageboxen. Dit betekent dat het belastbaar feit als vermeld in artikel 3, eerste lid, van de Verordening op de heffing en invordering van rioolheffing 2020 van de gemeente [B] zich heeft voorgedaan.
5.4.
Ten aanzien van belanghebbendes stelling dat de gemeente winst maakt op de rioolheffing (hetgeen het Hof verstaat als een overschrijding van de opbrengstlimiet) heeft het volgende te gelden. Op grond van artikel 228a van de Gemeentewet kan de gemeente onder de naam rioolheffing een belasting heffen ter bestrijding van de kosten die voor de gemeente verbonden zijn aan - kort gezegd - het in stand houden van een riolering. Uit de tekst van de wet volgt dat voor deze belasting geldt dat de totale opbrengst van de rioolheffing niet hoger mag zijn dan het totale bedrag van de kosten (opbrengstlimiet).
Dit betekent dat de tarieven zodanig moeten worden vastgesteld dat de geraamde baten niet uitgaan boven de ter zake geraamde lasten.
5.5.
Bij de beoordeling van een geschil inzake een mogelijke overschrijding van de opbrengstlimiet dient een aantal regels inzake stelplicht en bewijslast in acht te worden genomen (vgl. HR 24 april 2009, ECLI:NL:HR:2009:BI1968 en HR 4 april 2014, ECLI:NL:HR:2014:777). In de gevallen waarin een belanghebbende overschrijding van de opbrengstlimiet aan de orde heeft gesteld, dient de heffingsambtenaar inzicht in de desbetreffende ramingen te verschaffen.
5.6.
De heffingsambtenaar heeft met de door hem in hoger beroep overgelegde documentatie (bijlage 1. Kostenonderbouwing gemeente [B] 5.10 van de begroting, bijlage 2. Paragraaf lokale heffingen uit de jaarstukken 2020 van [B] , bijlage 3. Programma begroting van de gemeente [B] 2020-2024) hieraan voldaan. Vervolgens kan het verstrekken van nadere inlichtingen uitsluitend van de heffingsambtenaar worden verlangd voor zover de belanghebbende voldoende gemotiveerd heeft gesteld waarom voor een of meer bepaalde posten in de raming redelijke twijfel bestaat of sprake is van een “last ter zake”. Belanghebbende is hierin niet geslaagd; met het (enkel) maken van opmerkingen van algemene strekking, de overlegging van een stuk van de site van VNG (met daarin de opmerking: “Als de gemeenteraad ervoor kiest voor de afvoer van afvalwater belasting te heffen of alleen voor de afvoer van hemelwater, moet men er alert op zijn dat alleen de kosten voor die betreffende taak worden verhaald.”), verwijzingen naar de site van waternet (en hetgeen overigens naar voren wordt gebracht) is geen sprake van het voldoende gemotiveerd stellen waarom voor een of meer bepaalde concrete posten in de raming redelijke twijfel bestaat of sprake is van een “last ter zake”. Belanghebbende is verder niet ingegaan op de door de heffingsambtenaar in hoger beroep overgelegde stukken. Het Hof acht het op grond van die stukken niet aannemelijk dat de opbrengstlimiet in 2020 is overschreden. Aldus slaagt deze grond van belanghebbende niet.
5.7.
Indien en voor zover belanghebbende nog stelt dat nu zij ook een aanslag watersysteemheffing heeft betaald en er aldus sprake is van een dubbele belasting voor hetzelfde feit slaagt deze grond niet, reeds omdat de watersysteemheffing op een ander belastbaar feit ziet. De watersysteemheffing wordt blijkens artikel 117 van de Waterschapswet geheven ter bestrijding van de kosten die voor het waterschap zijn verbonden aan de zorg voor het watersysteem. De rioolheffing wordt blijkens voornoemd artikel 228a, eerste lid, aanhef en onder b, van de Gemeentewet geheven ter bestrijding van kosten die voor de gemeente zijn verbonden aan onder meer de inzameling van afvloeiend hemelwater en de verwerking van het ingezamelde hemelwater, alsmede het treffen van maatregelen teneinde structureel nadelige gevolgen van de grondwaterstand voor de aan de grond gegeven bestemming zoveel mogelijk te voorkomen of te beperken. De watersysteemheffing en de rioolheffing zien blijkens het voorgaande op verschillende belastbare feiten. Anders dan belanghebbende meent, is van een dubbele heffing ter zake van hetzelfde feit dus geen sprake.
Slotsom
5.8.
De slotsom is dat het hoger beroep van belanghebbende niet slaagt en de uitspraak van de rechtbank moet worden bevestigd.

6.Kosten

Het Hof ziet geen aanleiding voor een veroordeling in de kosten op de voet van artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht in verbinding met artikel 8:108 van die wet.
Beslissing
Het Hof bevestigt de uitspraak van de rechtbank.
De uitspraak is gedaan door mrs. E.A.G. van der Ouderaa, voorzitter, C.J. Hummel en N. Djebali, leden van de belastingkamer, in tegenwoordigheid van mr. W. de Gelder als griffier. De beslissing is op 3 augustus 2022 in het openbaar uitgesproken.
Tegen deze uitspraak kunnen beide partijen binnen zes weken na de verzenddatum beroep in cassatie instellen bij
de Hoge Raad der Nederlanden via het webportaal van de Hoge Raad www.hogeraad.nl.
Bepaalde personen die niet worden vertegenwoordigd door een gemachtigde die beroepsmatig rechtsbijstand verleent, mogen per post beroep in cassatie instellen. Dit zijn natuurlijke personen en verenigingen waarvan de statuten niet zijn opgenomen in een notariële akte. Als zij geen gebruik willen maken van digitaal procederen kunnen deze personen het beroepschrift in cassatie sturen aan
de Hoge Raad der Nederlanden (belastingkamer), postbus 20303, 2500 EH Den Haag. Alle andere personen en gemachtigden die beroepsmatig rechtsbijstand verlenen, zijn in beginsel verplicht digitaal te procederen (zie www.hogeraad.nl).
Bij het instellen van beroep in cassatie moet het volgende in acht worden genomen:
1. bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak gevoegd;
2 - ( alleen bij procederen op papier) het beroepschrift moet ondertekend zijn;
3 - het beroepschrift moet ten minste het volgende vermelden:
a. de naam en het adres van de indiener;
b. de dagtekening;
c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het beroep in cassatie is gericht;
d. de gronden van het beroep in cassatie.
Voor het instellen van beroep in cassatie is griffierecht verschuldigd. Na het instellen van beroep in cassatie ontvangt de indiener een nota griffierecht van de griffier van de Hoge Raad. In het cassatieberoepschrift kan de Hoge Raad verzocht worden om de wederpartij te veroordelen in de proceskosten.
Toelichting rechtsmiddelverwijzing
Per 15 april 2020 is digitaal procederen bij de Hoge Raad opengesteld. Niet-natuurlijke personen (daaronder begrepen publiekrechtelijke lichamen) en professionele gemachtigden zijn verplicht digitaal te procederen. Wie niet verplicht is om digitaal te procederen, kan op vrijwillige basis digitaal procederen. Hieronder leest u hoe een cassatieberoepschrift wordt ingediend.
Digitaal procederen
Het webportaal van de Hoge Raad is toegankelijk via “Login Mijn Zaak Hoge Raad” op www.hogeraad.nl. Informatie over de inlogmiddelen vindt u op www.hogeraad.nl.
Niet in Nederland wonende of gevestigde partijen of professionele gemachtigden hebben in beginsel geen geschikt inlogmiddel en kunnen daarom niet inloggen in het webportaal. Zij kunnen zo lang zij niet over een geschikt inlogmiddel kunnen beschikken, per post procederen.
Per post procederen
Alleen bepaalde personen mogen beroep in cassatie instellen per post in plaats van via het webportaal. Zij mogen dit bovendien alleen als zij zonder een professionele gemachtigde procederen. Het gaat om natuurlijke personen die geen ondernemer zijn en verenigingen waarvan de statuten niet zijn opgenomen in een notariële akte. Een professionele gemachtigde moet altijd digitaal procederen, ongeacht voor wie de gemachtigde optreedt. Degene die op papier mag procederen en dat ook wil, kan het beroepschrift in cassatie sturen aan
de Hoge Raad der Nederlanden (belastingkamer), postbus 20303, 2500 EH Den Haag.