Uitspraak
Onderzoek van de zaak
Vonnis waarvan beroep
Bewijsoverwegingen ten aanzien van het onder 2 tenlastegelegde
ten tijde van de uitvaardiging van die beschikkingeen actuele, werkelijke en voldoende ernstige bedreiging voor een fundamenteel belang van de samenleving vormde.
evident geen sprakeis.
in redelijkheid tot het oordeel kon komendat het gedrag van de verdachte een bedreiging in evenbedoelde zin vormde (vgl. ABRvS 20 november 2008, ECLI:NL:RVS:2008:BG6188, en HR 13 juli 2010, ECLI:NL:HR:2010:BL2854, rov. 3.7.1 en 3.7.2).
ten tijde van de tenlastegelegde gedragingin strijd was met rechtstreeks werkende bepalingen van het Unierecht. Dit onderzoek strekt zich mede uit tot de vraag of het gedrag van de verdachte nog altijd een actuele, werkelijke en voldoende ernstige bedreiging voor een fundamenteel belang van de samenleving vormde (vgl. HR 13 juli 2010, ECLI:NL:HR:2010:BL2854, rov. 3.7.1, en HR 17 april 2018, ECLI:NL:HR:2018:617). Voor een dergelijk tweede beoordelingsmoment bestaat goede grond nu (ook) een op die ongewenstverklaring gestoelde strafrechtelijke interventie beperkingen van het fundamentele recht op vrijheid van verkeer en verblijf kan meebrengen, waarop het bepaalde van artikel 27, eerste en tweede lid, van de Verblijfsrichtlijn van toepassing is.
in volle omvang ter beoordeling. Voor de stelling van de advocaat-generaal dat het de strafrechter (in het geheel) niet vrij staat te toetsen of er ten tijde van het tenlastegelegde nog altijd sprake was van zo’n bedreiging indien tussen het moment van uitvaardiging van de beschikking en de tenlastegelegde gedraging nog geen twee jaren zijn verstreken, ziet het hof geen steun in het recht (en dus ook niet in de bestuursrechtelijke bepaling van artikel 8.22, zesde lid, Vb 2000) of in de jurisprudentie. Echter, naarmate er minder tijd tussen de ongewenstverklaring en de tenlastegelegde datum is verstreken, zal de strafrechter waarschijnlijk niet snel komen tot het oordeel dat het gedrag van een verdachte op die laatste datum niet langer een actuele, werkelijke en voldoende ernstige bedreiging voor een fundamenteel belang van de samenleving vormde, zeker als er geen nieuwe informatie is (aangedragen door de verdediging) die erop wijst dat die bedreiging sinds de ongewenstverklaring in actualiteit of ernst is afgenomen.
Oplegging van straf
Toepasselijke wettelijke voorschriften
BESLISSING
BIJLAGE
[verdachte01]
Bewijsmiddelen ten aanzien van het onder 1 bewezenverklaarde
Een ambtsedig proces-verbaal van aangifte met nummer 210730-22-534 van 30 juli 2021, in de wettelijke vorm opgemaakt door de bevoegde opsporingsambtenaar [verbalisant01] , doorgenummerde pagina’s 3 tot en met 5.
Een ambtsedig proces-verbaal van aanhouding met nummer 210730-22-122 van 30 juli 2021, in de wettelijke vorm opgemaakt door de bevoegde opsporingsambtenaar [verbalisant01] , doorgenummerde pagina’s 18 en 19.
Een ambtsedig proces-verbaal van bevindingen met nummer PL1300-2021156274-9 van 31 juli 2021, in de wettelijke vorm opgemaakt door de bevoegde opsporingsambtenaar [verbalisant03] , doorgenummerde pagina 7.
Bewijsmiddelen ten aanzien van het onder 2 bewezenverklaarde
Een geschrift dat tot het bewijs is gebezigd in samenhang met de andere bewijsmiddelen, te weten een beschikking van de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid van 14 oktober 2020, niet doorgenummerde pagina’s.
Een ambtsedig proces-verbaal van aanhouding met nummer 210730-22-122 van 30 juli 2021, in de wettelijke vorm opgemaakt door de bevoegde opsporingsambtenaar [verbalisant01] , doorgenummerde pagina’s 18 en 19.
Een ambtsedig proces-verbaal van verhoor verdachte met nummer PL1300-2021156274-8 van 31 juli 2021, in de wettelijke vorm opgemaakt door de bevoegde opsporingsambtenaar [verbalisant04] , doorgenummerde pagina’s 15 tot en met 17.