ECLI:NL:RVS:2008:BG6188
Raad van State
- Hoger beroep
- H.G. Lubberdink
- B. van Wagtendonk
- D. Roemers
- Rechtspraak.nl
Ongewenstverklaring van een vreemdeling en de beoordeling van actuele bedreiging voor de openbare orde
In deze zaak gaat het om de ongewenstverklaring van een vreemdeling door de staatssecretaris van Justitie. De vreemdeling, die de Roemeense nationaliteit bezit, werd in 2006 ongewenst verklaard na een strafrechtelijke veroordeling voor een gewelddadige overval. De staatssecretaris heeft in 2007 het bezwaar van de vreemdeling tegen deze ongewenstverklaring ongegrond verklaard. De rechtbank 's-Gravenhage heeft in maart 2008 deze beslissing vernietigd, maar de staatssecretaris heeft hoger beroep ingesteld bij de Raad van State.
De Raad van State heeft in zijn uitspraak van 20 november 2008 de vraag beoordeeld of de ongewenstverklaring in overeenstemming is met het gemeenschapsrecht. Hierbij is gekeken naar de relevante bepalingen van het EG-Verdrag en de Vreemdelingenwet 2000. De Raad oordeelt dat de staatssecretaris zich in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat het gedrag van de vreemdeling een actuele, werkelijke en ernstige bedreiging voor de openbare orde vormt. De Raad benadrukt dat de beoordeling van de actuele bedreiging voor de openbare orde moet plaatsvinden op basis van het persoonlijke gedrag van de vreemdeling en dat strafrechtelijke veroordelingen op zichzelf geen reden voor maatregelen mogen zijn.
De Raad van State vernietigt de uitspraak van de rechtbank en verklaart het beroep van de vreemdeling ongegrond. De uitspraak bevestigt dat de staatssecretaris voldoende onderzoek heeft verricht naar het persoonlijke gedrag van de vreemdeling en dat de beslissing om de vreemdeling ongewenst te verklaren niet in strijd is met het gemeenschapsrecht. De zaak onderstreept het belang van een zorgvuldige afweging van de persoonlijke omstandigheden van vreemdelingen in het kader van de openbare orde.