Uitspraak
1.Geding in cassatie
2.Beoordeling van het middel
3.Beslissing
3 februari 2015.
Hoge Raad
In deze zaak gaat het om een cassatieberoep ingesteld door de verdachte tegen een arrest van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, dat op 12 november 2013 uitspraak deed in de strafzaak met nummer 21/001875-12. De verdachte, geboren in Polen in 1980, heeft het beroep ingesteld via zijn advocaat, mr. A. Boumanjal uit Utrecht. In de schriftuur die aan het arrest is gehecht, is een middel van cassatie voorgesteld. De Advocaat-Generaal T.N.B.M. Spronken heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.
De Hoge Raad heeft het middel beoordeeld en geconcludeerd dat het niet tot cassatie kan leiden. De Hoge Raad oordeelt dat, gezien artikel 81, eerste lid, van de Wet op de rechterlijke organisatie (RO), er geen nadere motivering nodig is, omdat het middel niet leidt tot beantwoording van rechtsvragen die van belang zijn voor de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling. Dit betekent dat de Hoge Raad het beroep verwerpt.
De uitspraak is gedaan op 3 februari 2015 door de Hoge Raad der Nederlanden, waarbij de raadsheer H.A.G. Splinter-van Kan als voorzitter fungeerde, samen met de raadsheren N. Jörg en V. van den Brink. De uitspraak vond plaats ter openbare terechtzitting, in aanwezigheid van de waarnemend griffier A.C. ten Klooster.