ECLI:NL:GHAMS:2021:2763

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
31 augustus 2021
Publicatiedatum
24 september 2021
Zaaknummer
19/01573, 19/01578 t/m 19/01586, 19/01587, 19/01661, 19/01738
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Tussenuitspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tussenuitspraak over de weigering van gemachtigde wegens grievend taalgebruik in belastingzaken

In deze tussenuitspraak van het Gerechtshof Amsterdam, gedateerd 31 augustus 2021, wordt de gemachtigde van belanghebbende, [A], opnieuw geweigerd als vertegenwoordiger in verschillende belastingzaken. Dit besluit volgt op een reeks eerdere waarschuwingen en weigeringen door diverse gerechten, waarbij de gemachtigde herhaaldelijk is aangesproken op zijn onaanvaardbare taalgebruik en beledigende uitlatingen richting ambtenaren en rechters. Ondanks deze waarschuwingen heeft de gemachtigde geen verbetering in zijn gedrag laten zien, wat heeft geleid tot een ernstige verstoring van de goede procesorde. Het Hof heeft daarom besloten om alle stukken die door de gemachtigde zijn ingediend, waarin grievende en beledigende uitlatingen voorkomen, buiten beschouwing te laten.

Het Hof benadrukt dat de gemachtigde de gelegenheid krijgt om binnen vier weken na de uitspraak een andere gemachtigde aan te wijzen. De beslissing is genomen in het kader van de artikelen 8:25 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), die de mogelijkheid biedt om een gemachtigde te weigeren indien deze zich niet houdt aan de goede procesorde. Het Hof stelt verder dat de vertraging in de afhandeling van de zaak volledig voor rekening van de belanghebbende komt, aangezien het onaanvaardbare gedrag van de gemachtigde de oorzaak is van deze vertraging.

De uitspraak geldt als waarschuwing voor alle toekomstige processtukken die door de gemachtigde worden ingediend. Indien de gemachtigde opnieuw onbetamelijk taalgebruik hanteert, zal het Hof hem zonder verdere waarschuwing in de desbetreffende zaak weigeren. Deze tussenuitspraak is openbaar uitgesproken en een afschrift is aangetekend verzonden aan de betrokken partijen. Tegen deze uitspraak kan geen rechtsmiddel worden aangewend.

Uitspraak

GERECHTSHOF AMSTERDAM

kenmerken 19/01573, 19/01578 t/m 19/01586, 19/01587, 19/01661 en 19/01738
31 augustus 2021
tweede meervoudige belastingkamer

proces-verbaal

van de mondelinge tussenuitspraak op het hoger beroep van

[X] B.V., gevestigd te [Z] , belanghebbende

(gemachtigde: [A] )
tegen de uitspraak van
- 23 september 2019 in de zaak met kenmerk HAA 19/911;
- 23 september 2019 in de zaken met kenmerken HAA 19/804 t/m 19/812;
- 24 september 2019 in de zaak met kenmerk HAA 19/765;
- 25 oktober 2019 in de zaak met kenmerk HAA 19/1194 en
- 29 november 2019 in zaak met kenmerk HAA 19/1195, alle van de rechtbank Noord-Holland.

Beslissing

Het Hof:
- weigert [A] als gemachtigde in de onderhavige procedures;
- stelt belanghebbende in de gelegenheid om, indien gewenst, binnen vier weken na verzending van deze uitspraak een andere gemachtigde aan te wijzen voor de verdere procedure.

Gronden

1. De gemachtigde van belanghebbende is in het verleden door een reeks van gerechten herhaaldelijk gewaarschuwd en op de voet van art. 8:25 Awb als gemachtigde geweigerd wegens zijn onaanvaardbaar taalgebruik en zijn onacceptabele bejegening van ambtenaren, rechters, rechterlijke instanties en Nederland (vgl. Hof Arnhem-Leeuwarden 16 augustus 2019, ECLI:NL:GHARL:2019:6596, en Hof Amsterdam 23 juni 2020, ECLI:NL:GHAMS:2020:1634). In voren gemelde tussenuitspraak van 23 juni 2020 heeft het Hof onder meer en voor zover hier van belang overwogen:
“2.9. Het Hof voegt daaraan toe dat deze uitspraak als waarschuwing heeft te gelden voor alle processtukken die in de toekomst door [A], (…), worden ingediend en voor alle proceshandelingen die in de toekomst door [A], (…), worden verricht (daaronder begrepen het optreden ter zitting). Deze waarschuwing beperkt zich niet tot de onderhavige procedures, maar heeft betrekking op alle procedures die thans bij het Hof aanhangig zijn of in de toekomst aanhangig zullen worden. Indien [A] (…) in nieuw in te dienen stukken of ter zitting onbetamelijk taalgebruik bezigt, zal het Hof [A] (…) zonder nadere waarschuwing of herstelmogelijkheid in de desbetreffende zaak weigeren (…).”
2. De waarschuwingen en weigeringen hebben er kennelijk niet toe geleid dat de gemachtigde zijn intimiderend, grievend en beledigend gedrag heeft bijgesteld. Integendeel, de door hem ingediende stukken staan vol van dergelijke uitlatingen die voor een deel ernstig grievend en grof beledigend zijn in de richting van ambtenaren, rechters, rechterlijke instanties, de rechtsstaat Nederland en Nederland in het algemeen. Een en ander levert een ernstige verstoring op van de goede procesorde reeds gelet op de impact die dergelijke uitlatingen hebben op degenen die als inspecteur, rechter of juridisch medewerker bij de zaak betrokken zijn.
3. Het ondanks de waarschuwingen en de weigeringen doorgaan met het indienen van stukken die telkenmale en zelfs in steeds ernstiger mate doorspekt zijn met uitlatingen die (zeer) grievend zijn en (deels zeer grove) beledigingen inhouden, vormt een dermate ernstige verstoring van de goede procesorde dat het Hof de stukken waarin dergelijke uitlatingen voorkomen in zijn geheel buiten beschouwing zal laten, en [A] als de gemachtigde van belanghebbende als zodanig zal weigeren.
4. Het Hof draagt de griffier op deze beslissing te sturen aan [A] alsmede naar belanghebbende, teneinde hen in kennis te stellen van de weigeringsbeslissing. Belanghebbende zal in de gelegenheid worden gesteld om, desgewenst, binnen vier weken een andere gemachtigde aan te wijzen.
5. Voor de vraag of de onderhavige zaak wordt behandeld binnen een redelijke termijn heeft te gelden dat de vertraging in de afdoening van de zaak geheel voor rekening van belanghebbende komt. Het is immers het onaanvaardbare gedrag van de door de belanghebbende ingeschakelde gemachtigde die tot de vertraging leidt.
Deze tussenuitspraak is gedaan door mrs. B.A. van Brummelen, voorzitter, F.J.P.M. Haas en C.J. Hummel, leden van de belastingkamer, in tegenwoordigheid van mr. C. Lambeck, als griffier. De beslissing is op 31 augustus 2021 in het openbaar uitgesproken.
Afschrift aangetekend verzonden aan partijen op:
Tegen deze tussenuitspraak kan geen rechtsmiddel worden aangewend.