Uitspraak
GERECHTSHOF AMSTERDAM
1.Het geding in hoger beroep
VII. zal bepalen dat Detailconsult binnen veertien dagen de persoonsgegevens van [verzoeker] dient te verwijderen uit het interne waarschuwingssysteem;
IX. een en ander met veroordeling van Detailconsult in de proceskosten en de nakosten, vermeerderd met de wettelijke rente.
2.Feiten
“(…) Op donderdag 7 mei 2020 was er in de avond een “Iftar” georganiseerd op het filiaal. (…) Ook jij was uitgenodigd (...). Jij komt – volgens collega’s (…) – rond 19.32 uur aan op het filiaal in een beschonken toestand en om die reden roepen zij de heer [X] erbij. In de kantine spreekt de heer [X] jou aan op jouw gedrag en stelt voor om je naar huis te brengen voor jouw eigen veiligheid. Echter geef jij geen gehoor aan dit voorstel en je vertrekt richting jouw auto. Naar eigen zeggen omdat jij je niet op je gemak voelde in het filiaal vanwege het feit dat jij niet meedoet aan de Ramadan en daarop werd aangesproken. Om 20.06 uur stap je beschonken in jouw auto om weg te gaan. Tijdens het achteruit rijden, rijd je tegen de auto aan van de heer [X] die bij het filiaal geparkeerd stond. Er ontstaat een woordenwisseling en een worsteling tussen jullie. De heer [X] geeft jou tevens een klap in je gezicht. (…) Naar aanleiding van deze gebeurtenissen nemen zij jou mee terug het filiaal in. Bij binnenkomst wordt rond 20:15 uur de politie gebeld. De politie komt aan rond 20:45 uur aan en nemen jou mee naar het politiebureau voor nader onderzoek. (…)In het kader van het onderzoek zijn onder meer de betrokkenen gehoord. Uit de camerabeelden en verklaringen van jouw collega’s is gebleken dat jij schuldig bent bevonden aan het onder invloed van alcohol verschijnen op de werklocatie in het bijzijn van collega’s en vervolgens een vernieling hebt aangericht aan de auto van de heer [X] . (…)Bovenstaande feiten en omstandigheden leveren dan ook ieder voor zich en in onderlinge samenhang bezien een dringende reden op in de zin van artikel 7:678 Burgerlijk Wetboek. (…)”
3.Beoordeling
-betaling van het niet-genoten salaris vanaf de datum dat Detailconsult de loonbetaling heeft gestaakt tot en met 24 juni 2020,vermeerderd met de wettelijke verhoging ex art. 7:625 BW;
-betaling van het niet-genoten verlof en het pro rato opgebouwde vakantieverlof tot en met 24 juni 2020;
-alle bedragen verhoogd met de wettelijke rente vanaf iedere datum van verschuldigdheid;
-onder afwijzing van de vordering ad € 308,94 die Detailconsult op [verzoeker] stelde te hebben,
-met veroordeling van Detailconsult in de kosten van de procedure.
grief Ikomt [verzoeker] op tegen het gegeven ontslag op staande voet. [verzoeker] heeft daartoe aangevoerd dat hij slechts een drankje in privétijd heeft gedronken, hij niet met alcohol op heeft gereden, hij niet aan het werk was en door zijn leidinggevende werd gedwongen om naar het werk te komen. Bovendien blijkt uit het reglement dat een waarschuwing was aangewezen.
ultimum remediumis dat alleen gegeven mag worden indien van de werkgever in redelijkheid niet gevergd kan worden de arbeidsovereenkomst te laten voortduren. Voorts fixeert de bij de ontslagverlening opgegeven reden de ontslaggrond. De ratio daarvan is dat het de werknemer, gelet op de ernstige gevolgen van een ontslag op staande voet, aanstonds duidelijk moet zijn welke gedragingen hem worden verweten. Blijkens de ontslagbrief van 20 mei 2020 is de dringende reden in het onderhavige geval gelegen in “het onder invloed verschijnen op de werkvloer in het bijzijn van collega’s” en “het aanrichten van vernieling aan de auto van de heer [X] ”. Voor zover Detailconsult stelt dat mede als dringende reden aan het ontslag op staande voet ten grondslag is gelegd het door [verzoeker] dronken achter het stuur van zijn eigen auto plaatsnemen, blijkt dit onvoldoende duidelijk uit de ontslagbrief.
Hoewel [verzoeker] een verwijt gemaakt kan worden van het feit dat hij onder invloed van alcohol is geraakt én in deze toestand achter het stuur is gaan zitten, kan niet gezegd worden dat hij de schade die daarvan het gevolg is opzettelijk en/of bewust roekeloos heeft toegebracht. Overmatig alcoholgebruik kenmerkt zich nu juist door afwezigheid van adequaat bewustzijn.
grief IImet betrekking tot de onverwijldheid van het gegeven ontslag op staande voet. Het gevolg is dat de opzegging is gedaan in strijd met artikel 7:671 BW, en dat het verzoek van [verzoeker] tot vernietiging van de opzegging door de kantonrechter ten onrechte is afgewezen. Op grond van artikel 7:683 BW kan hetzij herstel van de arbeidsovereenkomst, hetzij een billijke vergoeding worden verzocht.
Het door [verzoeker] verzochte
onder Izal worden afgewezen, nu artikel 7:683 BW geen mogelijkheid biedt om in hoger beroep het ontslag op staande voet te vernietigen. In het beroepschrift kan niet gelezen worden dat [verzoeker] herstel van het dienstverband verzoekt, nog daargelaten dat dit (i) niet te rijmen zou zijn met de onder IV verzochte billijke vergoeding en (ii) [verzoeker] geen belang heeft bij een herstel na 25 juni 2020 omdat de arbeidsovereenkomst op dat moment van rechtswege zou zijn geëindigd wegens het verstrijken van de overeengekomen bepaalde duur. De slotsom is dat het dienstverband is geëindigd als gevolg van het op 20 mei 2020 gegeven ontslag op staande voet.
onder IIvan het beroepschrift betaling van loon vordert dient de vordering op grond van het voorgaande te worden afgewezen voor zover het de periode na het ontslag op staande voet betreft; het dienstverband is op dat moment immers geëindigd, zodat er geen loonaanspraak meer bestaat vanaf dat moment. Voor zover de aanspraak op loon de periode tussen 16 mei 2020 en 20 mei 2020 betreft, heeft de kantonrechter onder 1.4 van de bestreden beschikking vastgesteld dat [verzoeker] was geschorst met behoud van loon. Hiertegen is door geen van beide partijen gegriefd. [verzoeker] heeft echter bij beroepschrift gesteld dat vanaf 16 mei 2020 geen loon meer is betaald, hetgeen bij verweerschrift in hoger beroep niet is bestreden, zodat deze vordering voor toewijzing gereed ligt.
onder IVgedane verzoek tot betaling van de billijke vergoeding wordt het volgende overwogen. Nu vaststaat dat het ontslag op staande voet in strijd met artikel 7:671 BW is gegeven en de verzochte vernietiging in eerste aanleg ten onrechte is afgewezen, is Detailconsult op grond van artikel 7:683 BW een billijke vergoeding verschuldigd.
New Hairstyle) en later verfijnd in HR 8 juni 2018, ECLI:NL:HR:2018:878 (
Stichting Zinzia),HR 8 juni 2018, ECLI:NL:HR:2018:857 (
Van der Wekke), HR 30 november 2018, ECLI:NL:HR:2018:2218 (
Servicenow) en HR 29 mei 2020, ECLI:NL:HR:2020:955 (
Blue Circle).De verwachte levensduur van de arbeidsovereenkomst indien het ontslag op staande voet zich niet zou hebben voorgedaan (dit criterium wordt ook wel aangeduid als “de waarde” van de arbeidsovereenkomst) is daarbij een belangrijk gezichtspunt.
onder IIIgevorderde transitievergoeding geen afzonderlijke bespreking meer.
onder Vtot betaling van maaltijdvergoedingen, reiskosten en gewerkte uren zal, nu deze tegenover de betwisting zijdens Detailconsult onvoldoende is gespecificeerd, worden afgewezen.
onder VIbetreft de inhouding die door Detailconsult is gedaan op de eindafrekening in verband met de gefixeerde schadeloosstelling op grond van artikel 7:677 BW. Nu hiervoor is overwogen dat het ontslag op staande voet ten onrechte is verleend, is deze inhouding onterecht geweest en zal dit verzoek worden toegewezen.
onder VIItot verwijdering van de persoonsgegevens van [verzoeker] uit het interne waarschuwingssysteem van Detailconsult zal worden toegewezen, nu blijkens artikel 3.21 van het Reglement opname in dit systeem (alleen) geschiedt in geval van ontslag op staande voet. Nu het ontslag op staande voet onterecht is verleend, dient deze opname in het betreffende register ongedaan te worden gemaakt.
onder VIIItot opheffing van het winkelverbod zal worden afgewezen, nu Detailconsult een discretionaire bevoegdheid heeft om te bepalen wie zij in haar winkel toelaat, en [verzoeker] zijn eventuele belang bij deze opheffing overigens onvoldoende heeft onderbouwd.