ECLI:NL:GHAMS:2021:1583
Gerechtshof Amsterdam
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid van het openbaar ministerie in vervolging wegens vals paspoort in het kader van asielprocedure
In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 11 maart 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland. De verdachte, geboren in Turkije in 1995, was aangeklaagd voor het in bezit hebben van een vals paspoort van Israël. De verdediging stelde dat de verdachte een asielaanvraag had ingediend in Nederland en dat deze procedure nog liep. De raadsman pleitte voor de niet-ontvankelijkheid van het openbaar ministerie, omdat de verdachte zich in een kwetsbare positie bevond als asielzoeker. Het hof oordeelde dat het openbaar ministerie niet-ontvankelijk moest worden verklaard in de vervolging, omdat het niet mogelijk was om zonder nader onderzoek vast te stellen dat de stelling van de verdachte dat hij vluchteling was, ongegrond was. Het hof benadrukte dat de beslissing over de asielaanvraag voorbehouden is aan de Minister en de bestuursrechter, en dat de strafrechter zich dient te onthouden van een zelfstandig oordeel over de vluchtelingenstatus van de verdachte. Het hof vernietigde het vonnis waarvan beroep en verklaarde het openbaar ministerie niet-ontvankelijk in de strafvervolging.