Uitspraak
GERECHTSHOF AMSTERDAM
1.Ontstaan en loop van het geding
2.2. Feiten
Balanswaardering pensioenvoorziening commercieel en fiscaal
Het is geen gangbare praktijk dat in de jaarrekening de werkelijke commerciële pensioenverplichting tegen de waarde in het economische verkeer wordt verantwoord. Voor de bepaling van het werkelijke eigen vermogen, met als doel onder andere de vaststelling van de ruimte voor dividenduitkeringen, waardeoverdracht en de bepaling van de waarde van de aandelen van de BV, is de waarde in het economische verkeer wel relevant.
De bepaling van de pensioenvoorziening van een reeds ingegaan pensioen zal plaatsvinden op basis van de fiscale grondslagen (4% rekenrente en geen leeftijdscorrecties). Deze fiscale voorziening – bij kleine BV’s – wordt commercieel gevolgd op grond van RJ-Uiting 2005-4. Dit zal expliciet in de jaarrekening toegelicht moeten worden.
Als gevolg van de nieuwe afspraken met de belastingdienst kan in het eerste boekjaar waarin het ouderdomspensioen wordt uitgekeerd een afwijkende mutatie van de fiscale pensioenvoorziening aan de orde zijn. Het ouderdomspensioen is namelijk vastgesteld op werkelijke commerciële grondslagen (t-rendement 2,57% en leeftijdscorrecties) terwijl per de fiscale balansdatum 31 december 2014 weer gerekend wordt met fiscale grondslagen (4% en zonder leeftijdscorrecties). Op basis van de huidige rekenmethode zal de fiscale pensioenvoorziening per 31 december 2014, die ook commercieel wordt gevolgd, lager zijn.”
€ 2.000.585 aan de pensioen BV overgedragen.
2.6.1. Volgens de (commerciële) jaarrekening 2014 van de pensioen BV is de pensioenverplichting per 31 december 2013 gewaardeerd op € 2.000.585 en per 31 december 2014 op € 1.583.570.
ALGEMENE GRONDSLAGEN VOOR DE OPSTELLING VAN DE JAARREKENINGDe jaarrekening is opgesteld volgens de bepalingen van Titel 9 Boek 2 BW. Hierbij is gebruik gemaakt van de in art. 2:396 lid 6 BW geboden mogelijkheid de fiscale waarderingsgrondslagen te hanteren, zoals bedoeld in hoofdstuk II van de Wet op de vennootschapsbelasting 1969.
De toepassing van de fiscale waarderingsgrondslag heeft geleid tot een afwijking in de waardering volgens afdeling 6, titel 9, Boek 2 BW. Van belang voor het inzicht in het vermogen is met name de afwijking in de waardering van de voorziening pensioenverplichtingen.
(…)
(…)
PensioenverplichtingenDeze voorziening is getroffen voor toegezegde pensioenrechten voor zover deze in eigen beheer zijn opgebouwd. De pensioenvoorziening is gebaseerd op actuarieel berekende
gegevens tegen een rekenrente van 4 % per jaar. De berekening van de benodigde voorziening geschiedt met de tabel GBM/GBV 2008-2013, rekening houdend met leeftijdsterugstelling.
(…)
2014 2013€ €
Pensioenrechten directieStand per 1 januari 2.000.585 1.923.639
Vrijval in verband met actuariële herrekening
- 338.180 -1.662.405 1.923.639
Dotatie 31.565 76.946
Onttrekking
-110.400 -Stand per 31 december 1.583.570 2.000.585
€ 2.193.001.”
(…)
Het bezwaar richt zich tegen de onverkorte toepassing van [artikel 3.29 van de Wet inkomstenbelasting 2001 en artikel 8, zesde lid, van de Wet op de vennootschapsbelasting 1969]. Berekend tegen commerciële waarde zou de verplichting volgens de berekening van [adviseur] € 2.193.001 bedragen en tegen fiscale waarden € 1.583.570, een verschil van
€ 609.431. U berekent de verschuldigde belasting hierover op € 85.971.
(…)
[X] geeft aan dat als de plannen van staatssecretaris Wiebes per 1 januari 2017 ingaan volgens de huidige stand van zaken, dat hij dan geen probleem heeft met de fiscale correctie in 2014. Hij wil dan gebruik maken van de afkoopmogelijkheid in het eerste jaar (met de hoogste korting).
Aanvullend zou hij graag de uitspraak op het bezwaarschrift uitgesteld zien tot het moment dat de plannen definitief in wetgeving zijn omgezet [
Hof:aan welk verzoek de inspecteur uiteindelijk niet heeft voldaan].”
3.Geschil in hoger beroep
Meer in het bijzonder is in geschil of, indien de pensioenverplichting naar fiscale maatstaven moet worden gewaardeerd, deze waardering in strijd is met artikel 1, Eerste Protocol van het EVRM.
4.Het oordeel van de rechtbank
gehanteerd waarin rekening is gehouden met verwachtingen omtrent toekomstige levensverwachtingen en kan een leeftijdsterugstelling alleen worden toegepast ter correctie van het verschil tussen de gehanteerde overlevingstafel en een overlevingstafel van recentere datum.”
De rechtsoverwegingen van de Hoge Raad in het hiervoor genoemde arrest laten geen ander oordeel toe, hoezeer ook toepassing van een rekenrente van 4% in het onderhavige jaar indruist tegen het realiteitsbeginsel en het voorzichtigheidsbeginsel.
5.Beoordeling van het geschil
De belastbare winst bedraagt volgens belanghebbende -/- € 210.605 (= € 398.826 -/-
€ 609.431).
De pensioenverplichting dient per 31 december 2014 € 609.431 lager te worden gewaardeerd dan zonder herstel van de fout het geval zou zijn geweest. De correctie van de belastbare winst bedraagt eveneens € 609.431.
De wetgever heeft, aldus de inspecteur, voorzien en aanvaard dat toepassing van artikel 3.29 Wet IB 2001 ertoe kan leiden dat de jaarlijkse dotatie aan een voorziening voor een toegezegd pensioen lager is dan deze volgens goed koopmansgebruik, met inachtneming van actuariële grondslagen, zou kunnen zijn. Aldus heeft de wetgever ‘kennelijk’ geoordeeld dat de schending van de met artikel 1 EP beoogde ‘fair balance’ rechtvaardiging vindt in een algemeen belang.
Het hiervoor overwogene leidt ertoe dat de stelling van belanghebbende dat een ‘fair balance’ ontbreekt tussen het met artikel 3.29 Wet IB 2001 beoogde doel en het in die bepaling opgenomen middel en dat artikel 3.29 Wet IB 2001 mitsdien – op regelniveau – een schending inhoudt van artikel 1 EP moet worden verworpen.
Stb. 2017, 115, een gefaciliteerde beëindiging van in eigen beheer gehouden pensioenvoorzieningen mogelijk heeft gemaakt.
beoordeeld naar de invloed daarvan op de jaarwinst van 2014. Het gaat dan om de vraag of de jaarlijkse opbouw van de voorziening naar fiscale grondslagen leidt tot een individuele en buitensporige last: het verschil tussen (a1) de fiscale (juiste) balanswaarde van de pensioenvoorziening per 31 december 2013 en (a2) de actuariële waarde per 31 december 2013 enerzijds en (b1) de fiscale (juiste) balanswaarde van de pensioenvoorziening per 31 december 2014 en (b2) de actuariële waarde van de pensioenvoorziening per 31 december 2014 anderzijds. De met het verschil tussen (a2 - a1) en (b2 – b1) verband houdende belastinglast is stellig (veel) geringer dan de door de inspecteur onder 5.7.3 berekende belastinglast.
6.Kosten
7.7. Beslissing
www.rechtspraak.nl.
de Hoge Raad der Nederlanden via het webportaal van de Hoge Raad www.hogeraad.nl.
de Hoge Raad der Nederlanden (belastingkamer), postbus 20303, 2500 EH Den Haag. Alle andere personen en gemachtigden die beroepsmatig rechtsbijstand verlenen, zijn in beginsel verplicht digitaal te procederen (zie www.hogeraad.nl).
Wie niet verplicht is om digitaal te procederen, kan op vrijwillige basis digitaal procederen. Hieronder leest u hoe een cassatieberoepschrift wordt ingediend.
www.hogeraad.nl. Informatie over de inlogmiddelen vindt u op
www.hogeraad.nl.
Een professionele gemachtigde moet altijd digitaal procederen, ongeacht voor wie de gemachtigde optreedt. Degene die op papier mag procederen en dat ook wil, kan het beroepschrift in cassatie sturen aan
de Hoge Raad der Nederlanden (belastingkamer), postbus 20303, 2500 EH Den Haag.