2.10.Belanghebbende heeft in de jaren 2007 tot en met 2015 meerdere procedures gevoerd met als onderwerp van geschil de Polis, in het bijzonder de civielrechtelijke status van de Polis. Belanghebbende heeft het standpunt ingenomen dat er door hem geen Cumulent Totaal Plan is afgesloten. Belanghebbende heeft (onder meer) de volgende documenten overgelegd:
( i) Een bindend advies van de Geschillencommissie Bankzaken d.d. 9 februari 2007, dossiernummer [...] , in een geschil tussen belanghebbende en [de Bank] , waarin het volgende is overwogen en beslist:
“(…) In 2001 heeft de consument (
Hof:belanghebbende) met de bank een beleggingsadviesgesprek gevoerd. Op basis van dit gesprek heeft de consument het zogenaamde Cumulent Totaal Plan afgesloten. De consument stelt zich op het standpunt dat de bank hem heeft gegarandeerd dat deze belegging 4 tot 7% rendement zou opleveren. Over kosten in verband met deze belegging is, aldus de consument, niet gesproken. (…)
De Commissie is van oordeel dat de consument er niet in is geslaagd genoegzaam aannemelijk te maken dat hij de litigieuze polis niet bij [de Verzekeringsmaatschappij] , al dan niet als onderdeel van het Cumulent Totaal Plan, zou hebben afgesloten. De Commissie overweegt daartoe dat door de consument onvoldoende is aannemelijk gemaakt dat het tweede blad behorend bij het aanvraagformulier en waarop een van de consument afkomstige datum, rekeningnummer en handtekening staan vermeld, niet door hemzelf daar zouden zijn geplaats, maar daar ingekopieerd zouden zijn vanaf een andere bij [de Verzekeringsmaatschappij] lopende verzekering, zoals hij stelt. In de omstandigheid dat er tussen partijen een adviesgesprek heeft plaatsgevonden waarbij over belegging van het kapitaal van de consument is gesproken (blijkens een brief van de bank vond dit gesprek plaats op 14 februari 2001), het aanvraagformulier d.d. 20 februari en de ondertekening daarvan op 28 februari 2001 ligt naar het oordeel van de Commissie voldoende besloten dat de consument de wil had een beleggingsovereenkomst af te sluiten. Daarbij geldt dat de consument zelf heeft erkend dat hij reeds enkele weken na afsluiten van het Cumulent Totaal Plan in 2001 een polis heeft ontvangen met de mededeling dat premie zou worden ingehouden, daarna ook diverse premiebetalingen hebben plaatsgevonden en de consument daarover niet heeft geklaagd. (…)
De commissie stelt bij bindend advies vast dat de vordering van de consument wordt afgewezen. (…)”
(ii) Een vonnis van de Rechtbank Alkmaar (Sector Kanton) d.d. 28 november 2012, zaaknummer [...] , in de zaak van belanghebbende tegen [de Bank] , waarin het volgende is overwogen en beslist:
“
De beoordeling in het incident
Vastgesteld wordt dat zowel de procedure in de hoofdzaak als de bindend advies procedure bij de Geschillencommissie Bankzaken betrekking hebben op de gedragingen van de [de Bank] handelend als tussenpersoon bij de totstandkoming van de met [de Verzekeringsmaatschappij] afgesloten verzekeringen.
Partijen zijn gebonden aan het door de Geschillencommissie Bankzaken gegeven oordeel, tenzij dit in verband met de inhoud of de wijze van totstandkoming daarvan in de gegeven omstandigheden naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar zou zijn. In deze maatstaf ligt besloten dat uitsluitend in geval van ernstige gebreken een partij van zijn gebondenheid aan het oordeel kan worden bevrijd. De momenteel aanhangige procedure bij de kantonrechter dient niet te worden beschouwd als een soort “hoger beroep” tegen de beslissing van de Geschillencommissie Bankzaken. Van dermate ernstige gebreken is, gelet op het navolgende, naar het oordeel van de kantonrechter geen sprake.
Inhoudelijk heeft [X] met name problemen met het oordeel van de Geschillencommissie Bankzaken dat [X] niet aannemelijk heeft gemaakt dat de [de Bank] , kort gezegd, malversaties met het aanvraagformulier heeft gepleegd.
Uit de inhoud van de door de Geschillencommissie Bankzaken gegeven beslissing blijkt evenwel dat zij met inachtneming van alle door [X] in die procedure aangevoerde argumenten tot dit oordeel is gekomen. Van schending van hoor- en wederhoor is niet gebleken.
Evenmin lijdt de motivering van De Geschillencommissie Bankzaken aan een gebrek dat vernietigbaarheid van het bindend advies met zich brengt. De enkele omstandigheid dat de [de Bank] in de betreffende procedure niet in staat is geweest om het originele aanvraagformulier over te leggen leidt niet tot deze slotsom.
Partijen zijn gebonden aan de inhoud van de door de Geschillencommissie Bankzaken gegeven beslissing. Het voorgaande leidt tot de slotsom dat [X] in de hoofdzaak niet-ontvankelijk is. (…)”
(iii) Een arrest van het Gerechtshof Amsterdam (meervoudige burgerlijke kamer) d.d. 28 januari 2014, zaaknummer: [...] , betreffende het hoger beroep van belanghebbende ingesteld tegen het voormelde vonnis van de Rechtbank Alkmaar, waarin het volgende is overwogen en beslist:
“2.1 Tussen partijen staat in deze zaak het volgende vast.
( i) [X] is klant van [de Bank] . Door bemiddeling van [de Bank] is in 2001 voor [X] bij [de Verzekeringsmaatschappij] een Cumulent Totaal Plan (een beleggingsproduct) afgesloten.
(…)