ECLI:NL:GHAMS:2019:905
Gerechtshof Amsterdam
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Zorgplicht van banken bij hypotheekovereenkomsten en de gevolgen van restschuld na gedwongen verkoop
In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 19 maart 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep over de zorgplicht van ING Bank N.V. jegens [appellant], die in verband met hypothecaire leningen een restschuld heeft na gedwongen verkoop van zijn woningen. [appellant] had in 2007 hypotheken afgesloten bij ING, maar raakte in 2008 zijn baan kwijt, wat leidde tot betalingsachterstanden. Na executoriale verkoop van de woningen in 2013, ontstond er een aanzienlijke restschuld. [appellant] vorderde dat het hof zou verklaren dat ING haar zorgplicht had geschonden en aansprakelijk was voor de geleden schade. Het hof oordeelde dat de rechtbank terecht had geoordeeld dat [appellant] onvoldoende had aangetoond dat ING haar zorgplicht had geschonden. Het hof benadrukte dat de zorgplicht van banken afhankelijk is van de specifieke omstandigheden van het geval en dat [appellant] niet had onderbouwd hoe zijn financiële situatie en de omstandigheden rondom de hypotheken specifiek waren. Het hof verwierp ook het beroep op onvoorziene omstandigheden, aangezien de waardedaling van woningen een feit van algemene bekendheid is. De grieven van [appellant] werden verworpen en het vonnis van de rechtbank werd bekrachtigd, waarbij [appellant] werd veroordeeld in de kosten van het geding in hoger beroep.