ECLI:NL:HR:2020:1540

Hoge Raad

Datum uitspraak
2 oktober 2020
Publicatiedatum
1 oktober 2020
Zaaknummer
19/02930
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie over bijzondere zorgplicht van banken bij hypothecaire geldleningen

In deze zaak heeft [eiser] cassatie ingesteld tegen een arrest van het gerechtshof Amsterdam. De Hoge Raad heeft de klachten van [eiser] over het arrest beoordeeld en geconcludeerd dat deze klachten niet kunnen leiden tot vernietiging van het arrest. De Hoge Raad heeft geen verdere motivering gegeven, omdat het niet nodig was om vragen te beantwoorden die van belang zijn voor de eenheid of ontwikkeling van het recht, zoals vermeld in artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie.

ING Bank, als verweerder in cassatie, heeft geconcludeerd tot verwerping van het cassatieberoep en heeft daarnaast een voorwaardelijk incidenteel cassatieberoep ingesteld. [eiser] heeft zich in dit incidentele beroep gerefereerd aan het oordeel van de Hoge Raad. De zaak is toegelicht door de advocaten van beide partijen, waarbij de conclusie van de Advocaat-Generaal T. Hartlief strekte tot verwerping van zowel het principale als het incidentele cassatieberoep.

De Hoge Raad heeft de kosten van het geding in cassatie aan [eiser] opgelegd, begroot op € 882,34 aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris, vermeerderd met wettelijke rente indien deze kosten niet binnen veertien dagen na de uitspraak zijn voldaan. Het arrest is gewezen op 2 oktober 2020 en openbaar uitgesproken door raadsheer M.J. Kroeze.

Uitspraak

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
CIVIELE KAMER
Nummer19/02930
Datum2 oktober 2020
ARREST
In de zaak van
[eiser],
wonende te [woonplaats],
EISER tot cassatie, verweerder in het voorwaardelijk incidenteel cassatieberoep,
hierna: [eiser],
advocaat: M.A.M. Wagemakers,
tegen
ING BANK N.V.,
gevestigd te Amsterdam,
VERWEERSTER in cassatie, eiseres in het voorwaardelijk incidenteel cassatieberoep,
hierna: ING Bank,
advocaten: B.T.M. van der Wiel en A. Stortelder.
1. Procesverloop
Voor het verloop van het geding in feitelijke instanties verwijst de Hoge Raad naar:
het vonnis in de zaak C/13/612154/HA ZA 16-716 van de rechtbank Amsterdam van 19 juli 2017;
het arrest in de zaak 200.225.081/01 van het gerechtshof Amsterdam van 19 maart 2019.
[eiser] heeft tegen het arrest van het hof beroep in cassatie ingesteld. ING Bank heeft geconcludeerd tot verwerping en heeft voorwaardelijk incidenteel cassatieberoep ingesteld.
[eiser] heeft zich in het voorwaardelijk incidenteel cassatieberoep gerefereerd aan het oordeel van de Hoge Raad.
De zaak is voor partijen toegelicht door hun advocaten.
De conclusie van de Advocaat-Generaal T. Hartlief strekt zowel in het principale als in het incidentele cassatieberoep tot verwerping.
De advocaat van [eiser] heeft schriftelijk op die conclusie gereageerd.

2.Beoordeling van het middel in het principale beroep

De Hoge Raad heeft de klachten over het arrest van het hof beoordeeld. De uitkomst hiervan is dat deze klachten niet kunnen leiden tot vernietiging van dat arrest. De Hoge Raad hoeft niet te motiveren waarom hij tot dit oordeel is gekomen. Bij de beoordeling van deze klachten is het namelijk niet nodig om antwoord te geven op vragen die van belang zijn voor de eenheid of de ontwikkeling van het recht (zie artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie).
Het incidentele beroep, dat is ingesteld onder de voorwaarde dat het middel in het principale beroep tot vernietiging van het arrest van het hof leidt, behoeft gelet op hetgeen hiervoor is overwogen geen behandeling.

3.Beslissing

De Hoge Raad:
  • verwerpt het principale beroep;
  • veroordeelt [eiser] in de kosten van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak aan de zijde van ING Bank begroot op € 882,34 aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris, vermeerderd met de wettelijke rente over deze kosten indien [eiser] deze niet binnen veertien dagen na heden heeft voldaan.
Dit arrest is gewezen door de raadsheren A.M.J. van Buchem-Spapens, als voorzitter, T.H. Tanja-van den Broek en F.J.P. Lock, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer M.J. Kroeze op
2 oktober 2020.