ECLI:NL:HR:1992:ZC0706
Hoge Raad
- Cassatie
- A. Bloembergen
- J. Mijnssen
- A. Davids
- M. Neleman
- H. Heemskerk
- Rechtspraak.nl
Hoofdelijke aansprakelijkheid van producenten van ondeugdelijke medicatie in het kader van productaansprakelijkheid
In deze zaak hebben de Des-dochters, een groep van zes eisers, de Pharmaceutische Bedrijven aangeklaagd voor schadevergoeding als gevolg van het gebruik van Des-tabletten door hun moeders tijdens de zwangerschap. De eisers vorderden dat de Pharmaceutische Bedrijven hoofdelijk aansprakelijk zouden worden gesteld voor de schade die zij hebben geleden door het gebruik van deze ondeugdelijke medicatie. De Rechtbank te Amsterdam wees de vordering af, waarna de eisers in hoger beroep gingen bij het Gerechtshof te Amsterdam. Het Hof bekrachtigde het vonnis van de Rechtbank, wat leidde tot cassatie bij de Hoge Raad.
De Hoge Raad oordeelde dat de eisers niet konden bewijzen van welke producent de Des-tabletten afkomstig waren, wat hen in een ongunstige bewijspositie plaatste. De Hoge Raad bevestigde dat de regel van art. 6:99 BW, die groepsaansprakelijkheid regelt, niet van toepassing was omdat de Pharmaceutische Bedrijven niet als groep waren opgetreden. De Hoge Raad oordeelde dat de eisers niet konden aantonen dat hun schade was veroorzaakt door een specifieke producent, wat leidde tot de afwijzing van hun vorderingen.
De Hoge Raad vernietigde het arrest van het Gerechtshof en verwees de zaak naar het Gerechtshof te 's-Gravenhage voor verdere behandeling. De Hoge Raad oordeelde dat de eisers in hun bewijsvoering tekortschoten, maar dat er wel degelijk een aansprakelijkheid van de producenten bestond, wat hen de mogelijkheid gaf om hun stellingen aan te passen in de vervolgprocedure. De uitspraak benadrukt de complexiteit van productaansprakelijkheid en de uitdagingen die slachtoffers ondervinden bij het bewijzen van schade veroorzaakt door meerdere producenten van een ondeugdelijk product.