ECLI:NL:GHAMS:2019:5022
Gerechtshof Amsterdam
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake naheffingsaanslagen BPM voor personenauto’s en motorrijwielen met betrekking tot nieuw of gebruikt karakter
In deze zaak gaat het om het hoger beroep van de inspecteur van de Belastingdienst tegen een uitspraak van de rechtbank Noord-Holland, waarin de naheffingsaanslagen in de belasting van personenauto’s en motorrijwielen (BPM) zijn vernietigd. De rechtbank oordeelde dat de auto’s, die door de belanghebbende, [X] B.V., als gebruikt waren aangegeven, feitelijk niet als zodanig konden worden aangemerkt. De inspecteur had negen naheffingsaanslagen opgelegd, omdat hij van mening was dat de auto’s als nieuw moesten worden beschouwd, ondanks het tijdsverloop tussen de eerste toelating in Duitsland en de tenaamstelling in Nederland. De rechtbank oordeelde dat de auto’s, gezien de kilometerstanden en het ontbreken van gebruikssporen, niet als gebruikt konden worden aangemerkt. De rechtbank vernietigde de naheffingsaanslagen en oordeelde dat de inspecteur in de proceskosten moest worden veroordeeld.
In hoger beroep heeft het Hof Amsterdam het oordeel van de rechtbank bevestigd dat de auto’s niet als gebruikt kunnen worden aangemerkt. Het Hof heeft echter ook geoordeeld dat de naheffingsaanslagen niet juist zijn vastgesteld in strijd met artikel 110 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU). Het Hof concludeert dat de belasting op de auto’s niet hoger mag zijn dan die op gelijksoortige binnenlandse auto’s. Het Hof vernietigt de uitspraak van de rechtbank en verklaart het beroep ongegrond, waarbij het de inspecteur in het gelijk stelt dat de auto’s als nieuw moeten worden aangemerkt voor de BPM-heffing.