16.3.Daarnaast zijn bij overschrijding van de zuiveringstermijn en de termijn voor het indienen van de aanzuiveringsafrekening in het kader van de douaneregeling AV/S de volgende specifieke voorwaarden van toepassing:
- bij het overschrijden van de aanzuiveringstermijn: als de termijn zou zijn verlengd indien daartoe tijdig een verzoek zou zijn gedaan;
- bij het overschrijden van de termijn voor het indienen van de aanzuiveringsafrekening: als de termijn zou zijn verlengd indien hiervoor tijdig een aanvraag was ingediend.
17. Ingevolge artikel 118, tweede lid, van het CDW kunnen de douaneautoriteiten de aanzuiveringstermijn verlengen op een met redenen omkleed verzoek van de vergunninghouder.
18. De rechtbank stelt voorop dat op eiseres, die zich erop beroept dat een verzuim zonder werkelijke gevolgen is gebleven, de last rust om bij betwisting door verweerder aannemelijk te maken dat aan de van toepassing zijnde voorwaarden van artikel 859 van de TCDW is voldaan.
19. Van de basisvoorwaarden is tussen partijen enkel in geschil of sprake is van duidelijke nalatigheid van de zijde van eiseres.
20. De term ‘duidelijke nalatigheid’ in artikel 859 van de TCDW heeft dezelfde betekenis als de term ‘klaarblijkelijke nalatigheid’ in artikel 239 van het CDW. Bij de beoordeling of sprake is van een dergelijke nalatigheid moet met name rekening worden gehouden met de complexiteit van de bepaling waarvan de niet-uitvoering de douaneschuld heeft doen ontstaan en met de beroepservaring en de zorgvuldigheid van de ondernemer (vlg. Hof van Justitie van de Europese Unie (hierna: HvJ) 11 november 1999, C-48/98 (Firma Söhl & Söhlke, r.o. 56).
21. Naar het oordeel van de rechtbank zijn de bepalingen inzake de aanzuiveringstermijn en de aanzuiveringsafrekening in het kader van de douaneregeling AV/S niet als ingewikkeld te kwalificeren.
22. Wat de beroepservaring van de ondernemer betreft, moet worden nagegaan of het al dan niet om een ondernemer gaat waarvan de beroepsactiviteit hoofdzakelijk de in- en uitvoer omvat en of hij in dat soort transacties reeds een zekere ervaring heeft (vgl. Firma Söhl & Söhlke, r.o. 57). Als de ondernemer een douane-expediteur inschakelt, dient diens beroepservaring in aanmerking te worden genomen bij de beoordeling van de beroepservaring van de ondernemer (vgl. HvJ 20 november 2008, C-38/07 (Heuschen & Schrouff Oriental Foods Trading BV, r.o. 52 e.v.).
23. Tussen partijen is niet in geschil dat de beroepsactiviteiten van eiseres niet hoofdzakelijk de in- en uitvoer omvatten en dat voorafgaand aan de onderhavige vergunning niet eerder een vergunning AV/S aan eiseres is verleend. Eiseres zelf kwalificeert in dit opzicht derhalve niet als ervaren marktdeelnemer. De kennis en ervaring van douane-expediteur [Y] dient echter in aanmerking te worden genomen bij de beoordeling van de beroepservaring van eiseres. [Y] is een ervaren douane-expediteur. Een douane-expediteur wordt geacht kennis van en ervaring met de toepasselijke douanewet- en regelgeving te hebben. De verklaring van [B] op 29 april 2015 dat [Y] de voorwaarden van de vergunning heeft onderschat, acht de rechtbank daarom van onvoldoende gewicht. Dit klemt temeer nu de rechtbank hiervoor onder 21 heeft geoordeeld dat de bepalingen inzake de aanzuiveringstermijn en de aanzuiveringsafrekening in het kader van de douaneregeling AV/S niet als ingewikkeld kwalificeren. Als de beroepservaring van de door haar ingeschakelde douane-expediteur in aanmerking wordt genomen, kan eiseres als ervaren marktdeelnemer worden aangemerkt aangaande het gebruik en de werking van de vergunning AV/S.
24. Wat de zorgvuldigheid van de ondernemer betreft heeft het HvJ erop gewezen dat een ondernemer, in geval van twijfel over de juiste toepassing van de bepalingen waarvan de niet-uitvoering een douaneschuld kan doen ontstaan, zich dient te informeren en de zaak zo grondig mogelijk dient te onderzoeken, zodat de betrokken bepalingen niet worden overtreden (vgl. Firma Söhl & Söhlke, r.o. 58).
25. Eiseres stelt dat zij zorgvuldig heeft gehandeld door een ervaren douane-expediteur in te schakelen en dat zij ook duidelijke instructies heeft gegeven aan [Y] , zoals blijkt uit de e-mail van 24 september 2013. Eiseres wijst er voorts op dat verweerder vele jaren niet strikt heeft gehandhaafd en dat in de tijd dat deze zaak zich afspeelde er een gewijzigde strengere aanpak in werking trad. Zij wijst in dat kader op de woorden ‘stringenter uitvoeren van de bepalingen in de vergunning’ in het KRM journaal van 21 oktober 2014.
26. Verweerder heeft zich op het standpunt gesteld dat ondanks meerdere signalen dat er problemen waren eiseres niet tot de van haar te verwachten actie is overgegaan. Die signalen zijn volgens verweerder het initieel onderzoek, de 1e vergunning die op
20 juli 2012 is verleend, de 2e vergunning die op 18 februari 2013 is verleend en waarbij de aanzuiveringstermijn is verlengd tot zes maanden, het op 28 oktober 2013 aan eiseres verzonden model voor de aanzuiveringsafrekening en de bespreking van 21 oktober 2014. Verweerder stelt zich voorts op het standpunt dat sinds het arrest van het HvJ van 6 september 2012 in zaak C-262/10 (Döhler Neuenkirchen GmbH) door de Douane strenger wordt opgetreden. Daarom hebben de klantmanagers de vergunningsvoorwaarden regelmatig onder de aandacht van eiseres gebracht.
27. Teneinde te waarborgen dat aan de voorwaarden van de onderhavige vergunning zou worden voldaan, heeft eiseres douane-expediteur [Y] ingeschakeld. Zij had in verband met andere werkzaamheden al eerder van de diensten van [Y] gebruik gemaakt en eiseres heeft onweersproken gesteld dat zij er op mocht vertrouwen dat de onderhavige werkzaamheden bij [Y] in goede handen zouden zijn. Onder die omstandigheden was eiseres niet gehouden om te controleren of [Y] de taak waarvoor zij was ingeschakeld naar behoren verrichtte. Er is geen reden om de e-mail van eiseres aan [Y] van 24 september 2013 aldus uit te leggen dat eiseres twijfels had over het functioneren van [Y] . De in dit verband door verweerder genoemde signalen betreffen momenten waarop eiseres is gewezen op de vergunningsvoorwaarden, maar uit niets blijkt dat er op één of meer van die momenten reden was voor eiseres om te twijfelen aan de juiste toepassing daarvan. Niet kan worden vastgesteld dat er vόόr 23 april 2015, de dag dat [A] bij verweerder heeft gemeld dat er ‘met de aanzuiveringsafrekening mogelijk wat niet goed gaat’, voor eiseres reden was om te twijfelen over het naleven van de aanzuiveringstermijn en de termijn voor het indienen van de aanzuiveringsafrekening. Naar het oordeel van de rechtbank was eiseres voorafgaand aan 23 april 2015 niet gehouden zich te informeren en de zaak zo grondig mogelijk te onderzoeken. Van onzorgvuldig handelen van eiseres is derhalve geen sprake. Bij die uitkomst behoeft de vraag of en zo ja, per wanneer sprake is van een strenger handhavingsbeleid van verweerder geen beoordeling.
28. Op basis van hetgeen de rechtbank hiervoor over de complexiteit van de bepaling en de beroepservaring en de zorgvuldigheid van de eiseres heeft overwogen, is de rechtbank alles afwegende van oordeel dat geen sprake is van klaarblijkelijke nalatigheid van eiseres.
29. Ten aanzien van de hiervoor onder 16.3 genoemde specifieke voorwaarden heeft eiseres gesteld dat aanzuiveringstermijn zou zijn verlengd tot twaalf maanden als daarom tijdig was verzocht, nu de opvolgende vergunning AV/S die aan eiseres is verleend ook een aanzuiveringstermijn van twaalf maanden kent. Eiseres heeft niet gesteld dat de termijn van 30 dagen voor het indienen van aanzuiveringsafrekening zou zijn verlengd indien daartoe tijdig een aanvraag was ingediend.
30. Verweerder heeft zich op het standpunt gesteld dat eiseres geen verzoek tot termijnverlenging heeft ingediend en geen enkele omstandigheid heeft genoemd die termijnverlenging zou rechtvaardigen. Aan de specifieke voorwaarden is niet voldaan, zodat aan de toepassing van artikel 859 van de TCDW niet wordt toegekomen.
31. De rechtbank stelt voorop dat de thans van belang zijnde specifieke voorwaarden niet inhouden dat eiseres tijdig een verzoek om verlenging van de aanzuiveringstermijn dan wel van de termijn voor het indienen van de aanzuiveringsafrekening heeft gedaan, maar dat – ware een dergelijke verzoek tijdig gedaan – dit zou zijn toegewezen. De nationale rechter dient dit zelfstandig te beoordelen (vgl. Firma Söhl & Söhlke, r.o. 67). Tussen partijen is niet in geschil dat na afloop van de looptijd van de onderhavige vergunning een nieuwe vergunning AV/S aan eiseres is verleend met een aanzuiveringstermijn van twaalf maanden. Dat was al bekend tijdens de bespreking op 29 april 2015 toen de onderhavige vergunning nog van kracht was. Gelet op het verslag dat van die bespreking is opgemaakt, is het enkele feit dat eiseres en haar douane-expediteur de vergunningsvoorwaarden hebben onderschat kennelijk al voldoende om een langere aanzuiveringstermijn te vergunnen. Op grond van deze door eiseres naar voren gebrachte omstandigheid is de rechtbank van oordeel dat een tijdig ingediend verzoek om de aanzuiveringstermijn van de onderhavige vergunning te verlengen tot twaalf maanden zou zijn toegewezen. Daarbij neemt de rechtbank voorts in aanmerking dat verweerder op 18 februari 2013 op verzoek van eiseres een gewijzigde vergunning heeft verleend en dat daarbij onder meer de aanzuiveringstermijn is verlengd van drie tot zes maanden, maar dat blijkens de stukken het verzoek tot wijziging enkel zag op de goederen die onder de douaneregeling mogen worden geplaatst en niet op de aanzuiveringstermijn. Nu verweerder in 2013 de aanzuiveringstermijn heeft verlengd van drie tot zes maanden, terwijl niet blijkt dat eiseres daartoe een verzoek heeft gedaan en omstandigheden heeft gesteld, vermag de rechtbank ook daarom niet in te zien waarom een tijdig verzoek om die termijn tot twaalf maanden te verlengen zou zijn afgewezen.
32. Nu aan de hiervoor onder 16.2 genoemde basisvoorwaarden is voldaan en de aanzuiveringstermijn bij een tijdig verzoek daartoe zou verlengd tot twaalf maanden, betekent dit dat goederen die zijn wederuitgevoerd uiterlijk twaalf maanden nadat zij onder de douaneregeling AV/S zijn gebracht en waarvoor binnen 30 maanden na afloop van de aanzuiveringstermijn van twaalf maanden een aanzuiveringsafrekening is ingediend, sprake is van een verzuim zonder werkelijke gevolgen. Aangezien verweerder desgevraagd geen exacte data heeft kunnen noemen waarop de aanzuiveringsafrekeningen bij hem zijn ingediend, gaat de rechtbank er voor de aanzuiveringsafrekening over 2013 en 2014 die ‘begin mei 2015’ is ingediend vanuit dat dit in de eerste week van mei 2015 is gebeurd en voor de aanzuiveringsafrekening over de eerste helft van 2015 die ‘eind juni 2015’ is ingediend dat dit in de laatste week van juni 2015 is gebeurd. Dit betekent dat voor de volgende onder de regeling AV/S geplaatste goederen geen douaneschuld is ontstaan:
aangiftenummer invoer eindigend op
datum invoer
datum wederuitvoer
datum aanzuiverings-afrekening
antidumping-heffing
20132399
12 april 2014
22 mei 2014
eerste week mei 2015
€ 7.826,20
20132399
12 april 2014
22 mei 2014
eerste week mei 2015
€ 7.826,20
20132399
12 april 2014
22 mei 2014
eerste week mei 2015
€ 5.217,47
20132399
12 april 2014
22 mei 2014
eerste week mei 2015
€ 7.826,20
20132519
29 april 2014
22 mei 2014
eerste week mei 2015
€ 7.826,14
20132399
12 april 2014
23 mei 2014
eerste week mei 2015
€ 2.608,73
20132519
29 april 2014
23 mei 2014
eerste week mei 2015
€ 5.217,43
20132519
29 april 2014
23 mei 2014
eerste week mei 2015
€ 7.826,14
33. Gelet op het vorenoverwogene dient het beroep gegrond te worden verklaard en dient de utb wat betreft het antidumpingrecht te worden verminderd met € 52.174,51 tot € 360.540,84. De compenserende interest dient dienovereenkomstig te worden verminderd.”