Uitspraak
GERECHTSHOF AMSTERDAM
1.Ontstaan en loop van het geding
2.Loop van het geding na verwijzing
3.Feiten
4.Geding na cassatie
[Hof: het onder 1.6 genoemde arrest]geoordeeld dat het aan de verwijzende rechter staat om de in het kader van de toepassing van de artikelen 356, lid 3, en 859, punt 2, letter c, van de UCDW door de betrokkene aangevoerde rechtvaardigingen te beoordelen ter beantwoording van de vraag of de goederen binnen een redelijke termijn bij het kantoor van bestemming zijn aangebracht. Dit geldt ook voor de rechtvaardigingen die de betrokkene aanvoert met betrekking tot de toepassing van de andere voorwaarden die in artikel 859 van de UCDW zijn gesteld, zoals de voorwaarde dat het verzuim geen poging tot onttrekking van de goederen aan het douanetoezicht inhield en evenmin een duidelijke nalatigheid van de zijde van de belanghebbende inhoudt.
5.Geschil in hoger beroep na verwijzing
6.Beoordeling van het geschil
7.Kosten
8.Beslissing
- vernietigt de uitspraak van de rechtbank;
- verklaart het beroep ongegrond.