Uitspraak
GERECHTSHOF AMSTERDAM
1.Ontstaan en loop van het geding
2.Feiten
De overzichten bevatten kolommen waarin per kostenpost commentaar van de Belastingdienst en dat van belanghebbende is opgenomen en in voorkomend geval is aangegeven of belanghebbende de correctie in de bezwaarfase accepteert. De roodgemaakte bedragen betreffen de harde correcties waarover partijen het niet eens zijn geworden.
Grootboekrekening: 4650 Autohuur’ (pagina 3 van de kostenoverzichten)/ ‘
6-12-10’/ ‘
€ 294,57’. Ik verwijs voor een toelichting in de eerste plaats naar genoemde brief van 5 juli 2017: deze kosten zijn zakelijk en als zodanig geboekt. Het Hof vraagt mij naar een concrete onderbouwing van de zakelijkheid. Het gaat hier om reizen naar klanten en zakelijke afspraken. Het bedrag van € 294,57 betreft de hele maand. Ik verwijs naar de facturen: als op een factuur [naam bedrijf belanghebbende] staat vermeld dan is sprake van een rit voor [naam bedrijf belanghebbende] en is het zakelijk; [naam bedrijf belanghebbende] betreft de naam van mijn bedrijf: [naam bedrijf belanghebbende] . Soms was de naam van mijn vrouw op de factuur vermeld. Op een vraag van het Hof of ik de ritten kan koppelen aan een agenda antwoord ik dat er van de onderhavige periode geen agenda meer aanwezig is.
Grootboekrekening: 4930 Kantoorartikelen’ (pagina 6 van de kostenoverzichten)/
’30-12-11’/‘Commentaar BP’/
Op deze datum geen boeking aangetroffen’/‘
€ 870,85’.Ik werd niet wijs uit de door de controleambtenaar opgestelde overzichten. Ik kon het bedrag van € 870 niet terugvinden in mijn administratie. Vandaar de opmerking. Ik begrijp van [naam controleambtenaar] dat de overzichten zijn opgesteld op basis van grootboekrekeningen van mijn onderneming (via een auditfile). Ik maak voor de administratie gebruik van het programma Davilex. Ik heb gezocht maar ik kon deze post niet terugvinden.
‘Grootboekrekening: 4930 Kantoorartikelen’ (pagina 6 van de kostenoverzichten)/
’10-05-10’/‘Commentaar BP’/
Op deze datum boeking niet te traceren’/‘
€ 26,43’. Hiervoor geldt hetzelfde als bij de eerder voorgehouden post.
Grootboekrekening: 4930 Kantoorartikelen’ (pagina 6 van de kostenoverzichten)/
’10-
€ 113,45’.Met deze correctie ben ik het eens.
‘Grootboekrekening: 4740 Reis- en verblijfkosten’ (pagina 11 van de kostenoverzichten)/
’31-07-10’/‘Commentaar BP’/
‘Overnachting ivm diner eigenaar parkeerterrein [plaats 1] ’/‘
€ 465,57’.Het ging hier om een parkeerterrein dat ik in de verkoop had. [naam klant en eigenaar parkeerterrein] was klant en eigenaar van het parkeerterrein.
‘Grootboekrekening: 4740 Reis- en verblijfkosten’ (pagina 11 van de kostenoverzichten)/
’1-08-2011’/‘Commentaar BP’/
‘Afspraak eigenaar parkeerterrein [plaats 1] /‘
€ 5,28’.Het ging hier om de verkoop van hetzelfde parkeerterrein. De verkoop duurde enkele jaren.
‘Correcties boekenonderzoek’/‘Grootboekomschrijving: Representatiekosten’(pagina 15 van de kostenoverzichten)/
‘4750’/‘Commentaar BP’/
‘Diners met [naam persoon 3] , [naam persoon 4] en eigenaar [X] ’/‘
€ 670,05’.Dat ging om een zakelijk diner bij [naam restaurant] in [plaats 2] . Ik heb hiervan geen concreet bewijs.
belanghebbende. Ik heb dit voorschot in een later jaar verrekend met de omzet. In januari 2013 heb ik hiervoor naar de betreffende klant een factuur verzonden; ik toon het Hof de factuur waarop de verrekening van het voorschot is vermeld. Ik werk op no- cure-no-pay basis. Op een vraag van het Hof welke werkzaamheden ik in 2011 heb verricht die ontvangst van het voorschot rechtvaardigen, antwoord ik dat ik de betreffende klant heb gevraagd of ik mocht facturen. De klant stemde hiermee in; hij wilde graag een koop sluiten. Maar dat ging toen niet door en ik moest het voorschot terugbetalen. In 2013 heeft met dezelfde klant wel een transactie plaatsgevonden. Toen is het voorschot pas verrekend. Op de vraag van het Hof of ter zake van het ontvangen voorschot er een terugbetalingsverplichting op de balans is opgenomen antwoord ik dat dit niet het geval was. Ook heb ik nooit een creditfactuur verzonden.
Belanghebbendeheeft desgevraagd ter zitting bevestigd – voor het geval het Hof van oordeel is dat sprake is van verzwaarde bewijslast – dat met hetgeen hij heeft aangevoerd (mede als toelichting op de kostenoverzichten) hij niet aan deze (verzwaarde) bewijslast heeft voldaan.”
2.3 Administratie
3.Geschil in hoger beroep
Uit het verweerschrift in hoger beroep en zoals ter zitting door belanghebbende is bevestigd, is het bijtellen van een aantal posten voor een bedrag van € 15.473 door belanghebbende geaccepteerd. Van het aanvankelijk door de inspecteur bijgetelde bedrag van
€ 28.275 is in hoger beroep derhalve nog € 12.802 (= € 28.275 -/- € 15.473) in geschil.
4.Beoordeling van het geschil
Vereiste aangifte; bewijslast; omkering en verzwaring van de bewijslast